onder elkaar hun eigen Surinaamse taal spreken (die ze thuis niet hadden mógen spreken), ze gingen Surinaamse muziek waarderen, ze veranderden van pseudo-Hollanders in echte Surinamers. Die eerste groepen gingen terug en in Suriname werden ze docenten of kwamen als jonge academici in de leiding op ministeries. Suriname had sinds 1948 algemeen kiesrecht en de Staten van Suriname bestond uit Surinamers, die het eigene niet meer wilden onderdrukken. Zo kwamen veranderingen op gang. Eind jaren '50 werd 1 juli een nationale feestdag. Omdat Suriname toen al op weg was een echte multiculturele samenleving te worden en men de andere groepen er ook werkelijk in wilde betrekken, kreeg deze dag de naam 'Dag der Vrijheden'. Ook in het onderwijs kwam verandering. De basisschool kreeg een eigen Surinaamse leesmethode met lesjes wel in het Nederlands, maar die zich in de eigen sfeer afspeelden. Dichters begonnen in de eigen taal te dichten en toen er ook nog internationale belangstelling voor de specifieke Surinaamse creolentalen kwam, won het eigen Sranantongo aan status. Zo is er een 'versurinamisering' op gang gekomen waarin het kijken naar de eigen geschiedenis, de eigen achtergrond en natuurlijk de slavernij helemaal past. De Afro-Surinaamse cultuur was niet meer onfatsoenlijk, belangstelling voor winti werd zelfs wetenschappelijk. Door de belang stelling kwam er meer kennis over die periode; dat bracht weer heel wat emoties bij mensen naar boven over het onrecht van de slavernij, over de wreedheden en slechte behandeling waaronder hun voorouders te lijden hadden gehad. Belangstelling voor het eigene, en dat eigene is in Suriname al die verschillende culturen, bereikte een waar toppunt rond de onafhankelijkheid. In de jaren '80, toen het in Suriname zo problema tisch werd met de militairen, zijn veel Surinamers naar Nederland gekomen. Er wonen nu 250.000 Surinamers in Nederland en 420.000 in Suriname zelf. Het slavernijverleden van Suriname is onlosmakelijk met Holland verbonden, maar keer op keer worden Surinamers geconfronteerd met het feit dat de Hollanders helemaal niets weten van dat aspect van hun geschiedenis en vaak ook niets willen weten hiervan. Dat steekt, vooral wanneer van Surinamers wordt verwacht dat zij ook begrip zouden moeten opbrengen voor het lijden van de Nederlanders in de Tweede Wereldoorlog, waar wel nog steeds over wordt gesproken. Vandaar dan ook dat het verlangen kwam naar een tastbare herinnering aan de slavernij, aan dat weggemoffelde deel van de geschiedenis in Nederland. En dat monument moet echt in Nederland zelf komen. Het hoeft niet in Suriname of op de Antillen te staan, want in Suriname bijvoorbeeld zijn er overal herinneringen aan de slavernij; heel Suriname op zichzelf is een groot monument van de slavernij. De officiële taal en de onderwijstaal is in Suriname nog steeds het Nederlands; het Surinaams- Nederlands is door dat geweldige Hollands offensief van de eerste decennia van de twintigste eeuw werkelijk de moedertaal geworden van de grootste groep, maar het onderwijs is veel meer gericht op Suriname zelf. De geschiedenisboeken zijn nu vanuit een Surinaams standpunt geschreven en het slavernijverleden is nu echt een onderdeel van de Surinaamse cultuur. Dat is het spontaan geworden, misschien is het daarom dat de mensen in Suriname er nu op een positieve manier mee omgaan. Hiermee bedoel ik dat ze er niet zo krampachtig mee omgaan als de Afro-Surinamers in Holland doen. In Suriname is de herinnering aan de slavernij er altijd, daarom is het soms ernstig, soms bezinnend, maar men gaat er ook op speelse manier mee om, met veel humor, met zelfspot. In Holland staat een nazaat van slaven tegenover een grote Nederlandse massa die niets weet van het Nederlands slavernijverleden omdat het geschie denisonderwijs dit expres onder het vloerkleed heeft geveegd. Het is vooral in een situatie van gebrek aan kennis en onbegrip dat emoties gaan opspelen bij nazaten van slaven. Er is een groep die excuses vraagt van Nederland, voor het onrecht dat hun voorouders is aangedaan, er is een groep die financiële compensatie verlangt. Dat is vooral omdat ze het voorbeeld volgen van Holland zelf, waar de mensen die in jappen kampen geleden hebben, excuus verlangen van Japan en diegenen die onvrijwillig werk hebben moeten verrichten in Duitse werkkampen financieel gecompenseerd werden, al was dat pas na ruim vijftig jaar. Wat alle nazaten van slaven zouden willen is in ieder geval erkenning van de slavernij en van het leed dat de slaven is aangedaan. Een monument als herinnering aan de slavernij is daarom een goed idee, maar een belangrijker monument zou zijn wanneer het 104 Slavernijverleden: herdenken of vergeten?

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2002 | | pagina 26