Genootschapsverzamelingen
De verdwenen gedenksteen van de vuurtoren
bij Den Haard teruggevonden
D.H. de Kup
is oud-tandarts en als lid van een projectgroep
van de Werkgroep Kunstgeschiedenis
betrokken bij de ontsluiting
van de Genootschapscollectie.
In de Kroniek van Vereniging Stad en Lande van
Schouwen-Duiveland van 1988 beschrijft
R. ten Kate, vroeger drogist op de Dam te
Zierikzee, de kustlichten op Schouwen.
Hierin behandelt hij de behoefte aan kust
lichten ter oriëntatie voor uit zee komende
schepen vanaf de veertiende eeuw tot aan de
huidige tijd. Voor velen zal de vuurtoren aan
het eind van de Torenweg te Nieuw-Haamstede
het bekendst zijn, zeker door het oude biljet
van 250 gulden. In mindere mate geldt dit voor
het verklikkerlicht in de duinen. Maar dat op
Noord-Schouwen voor 1916 nóg twee vuur
torens hebben gestaan, zal bijna niemand meer
weten. Deze twee torens waren een baken
voor de scheepvaart door het Brouwershavense
Gat en deden vanaf 1848 dienst. Eén stond aan
het eind van de Laone te Renesse en was eerst
een houten achthoekige toren. Omdat hoogte
en lichtsterkte niet voldeden, werd deze echter
na acht jaar vervangen door een gietijzeren
toren. De tweede stond 845 meter naar het
oosten bij Den Haard. Dit was een ronde stenen
toren, die 1855 werd verhoogd met een ronde
gietijzeren kuip. Beide vuurtorens werden
tegelijk met het verklikkerlicht op 1 september
1848 voor het eerst ontstoken.
Zestig jaar hebben deze twee verbeterde torens
dienst gedaan. Doordat de vaargeul zich verlegde,
waren ze echter niet meer bruikbaar. Daarom
werden ze vervangen door verplaatsbare open
ijzeren lichtopstanden die de wijzigingen van de
vaargeul konden volgen. Na de ingebruikname
van deze lichtopstanden kon in 1916 met de
sloop van de gietijzeren en stenen toren begon
nen worden. Hierbij werd een beroep gedaan op
de genie voor welke het als een nuttige oefening
werd gezien. Eerst werden de ijzeren constructies
afgebroken. Het schroot werd verkocht aan de
firma Anker, gevestigd in het Visslop te Zierikzee,
die het ook afvoerde. Daarmee was de toren aan
het eind van de Laone reeds geheel verdwenen.
Bij Den Haard stond echter nog een dubbelwan
dige stenen onderbouw. Het geheel werd met
dynamiet opgeblazen. Daartoe werden eerst 44
mijnkamers gehakt in de binnen- en buitenmuur,
waarin 59,5 kg Amerikaanse springgelatine werd
gedeponeerd. Nadat het terrein tot op 400 meter
afstand was ontruimd, de ramen van de naburige
woningen waren geopend en de blinden waren
gesloten, vond op 25 juli 1916 de ontploffing
plaats. In de namiddag ontstak de Commandant
van Zeeland, de vice-admiraal G.P. van Hecking
Colenbrander de lading met een ontstekingstoe
stel op een afstand van 350 meter. In het verslag
wordt vol trots vermeld dat slechts één dakpan
van de voormalige lichtwachterswoning, op
zeventig meter afstand, verbrijzeld was.
Uit de puinhopen kwam een gedenksteen met een
inwijdingstekst vrijwel gaaf tevoorschijn. Deze zat
oorspronkelijk ingemetseld boven de ingang van
de buitentoren. In de jaren vijftig is deze steen
teruggevonden in de terrasmuur van een voorma
lige lichtwachterswoning te Renesse. De eigenaar
was bereid de steen af te staan. Tot het eind van
de jaren zeventig lag de steen opgeslagen in het
magazijn van de vuurtoren te Haamstede. Daarna
werd hij overgebracht naar het Haven Coördinatie
Centrum te Rotterdam. De inwijdingstekst luidt
als volgt:
106
Genootschapsverzamelingen