Geschiedschrijving in Zeeland (3).
Een schrijvende historicus is nog geen
geschiedschrijver
Een pseudo-interview over maatschappelijke relevantie
Kees Slager
is journalist en heeft geen historische opleiding.
Sinds 1980 maakt hij boeken en
radiodocumentaires op basis van oral history.
Zijn boeken gaan meestal over Zeeuwse
onderwerpen, maar het laatste -
Het geheim van Oss (2001) -
duikt in de geschiedenis van de
Socialistische Partij.
Toen ik de allerlaatste zin van Jan Zwemer in zijn
bijdrage over de geschiedschrijving in Zeeland las,
dacht ik: 'Dat is als een estafettestokje voor me.
Dat neern ik graag over'. Het is namelijk een zin
waar ik het niet mee eens ben.
Jan besluit met de stelling dat we niet ontevreden
hoeven te zijn over wat er tot nu toe onderzocht
en geschreven is. Jij bent dus wél ontevreden?
Ook dat, maar het gaat me niet om de laatste zin
uit zijn artikel, maar om een die nóg later is te
vinden, namelijk in de laatste noot. Daar schrijft
hij: 'ik vind het onnodig hier een apart pleidooi
te houden voor de oral history
Terecht toch? Jan maakt al sinds Een zekel om
geit-eten te snieën gebruik van oral history en
hij is dat blijven doen tot en met zijn boek
over de wederopbouw na 1945.
Ja, maar die 'zekel' over de Walcherse landarbei
ders verscheen in 1986. Sindsdien zijn zestien
jaren verlopen en nog altijd is Jan de enige
Zeeuwse historicus, die gebruik maakt van oral
history op de manier zoals het hoort.
Zoals het hoort... hoe bedoel je dat?
Nou, er zijn intussen wel een paar boeken
verschenen waarin informatie is verwerkt van
ooggetuigen. Bijvoorbeeld deel 2 van Zeeland
1940-1945waarin Gijs van der Ham de inter
views van zijn voorganger Taal met verzetslieden
als bron opvoert. En kortgeleden het proefschrift
van mevrouw Kramer-Vreugdenhil over drie
Walcherse dorpen tussen 1918 en 1950
Eilandbewonerswaarvoor ook zij mensen
interviewde. Maar in die boeken zie je dat wel
uitvoerig uit de schriftelijke bronnen wordt
geciteerd, maar dat de ooggetuigen zelf niet of
slechts met een enkel zinnetje aan het woord
komen. Hun getuigenis zit verstopt in het verhaal
van de auteur zonder dat altijd duidelijk is waar.
Dat is geen oral history.
Wat dan wel?
Je gebruikt oral history door de ooggetuigen
zelf aan het woord te laten en via hun herinne
ringen de geschreven bronnen te checken en
tegelijkertijd 'emotioneel in te kleuren'. Je kunt er
mee duidelijk maken dat geschiedenis niet alleen
gaat om het vastleggen van feiten maar ook uit
het overbrengen van de emotie. Het gaat per slot
van rekening in de geschiedschrijving over het
doen en laten van mensen. Nou, over dat doen
en laten en over de motieven van de mensen
erachter kun je ze via oral history zelf aan het
woord laten. Maar dan moet hun getuigenis
wel zo serieus worden genomen dat die een
herkenbaar onderdeel van het geschiedenisverhaal
wordt. Dat doet hier nog steeds niemand behalve
Jan Zwemer.
En jij zelf toch ook?
Maar ik heb het nu over de wetenschappelijk
geschoolde Zeeuwse historici. In navolging van
Adrie de Kraker wil ik dat onderscheid graag
vasthouden. En van die historici kan ik me
niemand herinneren, die serieus gebruik maakt
van oral history. Daarom is het wél zinvol om
er een pleidooi voor te houden. Temeer omdat
ik signalen uit het Zeeuwse wetenschappelijke
wereldje opvang waarin nog steeds laatdunkend
wordt gedaan over de methode.
Hoezo en waar dan wel?
Ik doel op een alinea in het recente proefschrift
van Albert Kort over de armenzorg op Zuid-
Beveland tussen 1850 en 1940 (Geen cent te
veel). Daar lees ik over mijn boek Landarbeiders
het volgende oordeel: 'Al te serieus kunnen we
zijn verhaal, dat gebaseerd is op oral history niet
nemen, daarvoor is het niet alleen te anekdotisch,
het is bovenal in al zijn partijdigheid veel te
eenzijdig'.
Aha, het gekwetste ego van dejieer Slagzij
Maar jouw boek was.
S®®-'07)S>
-oSf
BEW. EX.
Geschiedschrijving in Zeeland (3)
81