Laurens Pieter van de Spiegel, de staf over de
vervallen Zeeuwse handel en nijverheid, gesteld
tegenover 'de weelde of luxe' van de regenten en
de onwil van deze stand om in de 'Commercie'
te investeren. Van die luxe getuigen kaarten
en prenten van Walcherse buitenplaatsen als
Poppenrode Ambacht en Popkensburg (Sint
Laurens).
Bij het doorlezen van het boek valt het op dat de
autochtone Zeeuwse cartografie vooral een
zaak was van grootschalige kaarten van kleine
gebieden (m.n. polders) ten behoeve van de
hierboven beschreven doelen. Het kleinschalige
'grote' kaartwerk was ten tijde van de Republiek
vrijwel uitsluitend een zaak van Amsterdamse
uitgevers en graveurs en zelfs tot in de negen
tiende eeuw blijkt nauwelijks bemoeienis van
de gewestelijke overheid met de cartografische
verbeelding van de provincie - of het moest
het aan zekere kaartinhoudelijke voorwaarden
gebonden octrooi van de Staten van Zeeland
aan Zacharias Roman zijn zoals dit in Utrecht,
Holland en met name in het tegen Holland
opbiedende Friesland (vader en zoon Schotanus,
Vegelin, Eekhoff) het geval was. Maar op de
grens van groot- en kleinschalig maakten vader
en zoons Hattinga, met name op eigen initiatief,
met hun Atlas van Zeeland in een klap goed
wat jaren lang nogal veronachtzaamd was.
Werken met Zeeuwse kaarten toont al dit en
veel ander fraais, in een voor de gebruiker heldere
context, waarbij het jammer blijft dat - alweer
bewust - werd afgezien van het plaatsen van één
of meerdere laatmiddeleeuwse schetskaarten,
waarvan bijna de helft van de elf overgeleverde
op (delen van) het huidige Zeeland betrekking
heeft.
Meindert Schroor
C.Dekker,
Een schamele landstede. Geschiedenis
van Goes tot de Satisfactie in 1577.
Goes 2002, 632 blz., isbn 90-76815-10-0.
Prijs: 39,50.
Toen de Zeeuwse mediëvist en archivaris Cornell's
Dekker destijds zijn dissertatie over de historische
geografie en de instellingen van middeleeuws
Zuid-Beveland schreef, besteedde hij bewust
weinig aandacht aan de stedelijke ontwikkeling
van Goes; hij hoopte op dat onderwerp ooit
nog eens apart in te kunnen gaan. Een paar
decennia later leek daartoe het moment
gekomen, kort nadat in 1992 zijn werk over de
Goese volgelingen van de negentiende-eeuwse
predikant H.J. Budding was verschenen.
Gestimuleerd door archivaris, oud-archivaris en
medewerkers van het gemeentearchief Goes,
zette Dekker zich aan een omvangrijk en vaak
ingewikkeld onderzoek, waarbij met name
de lacunes in het bronnenmateriaal een ernstig
probleem vormden. Van het middeleeuwse
stadsarchief van Goes is veel verloren gegaan,
en van het kerkarchief van voor de reformatie en
van de archieven van de twee Goese kloosters,
het gasthuis, de weeskamer en de ambachts- en
schuttersgilden is maar weinig bewaard gebleven.
Gelukkig kon dit gemis voor een deel worden
gecompenseerd door gegevens van elders:
bijvoorbeeld informatie uit het archief van de
graven van Blois, in de veertiende eeuw
ambachtsheren van Goes. Uiteindelijk kon Dekker
ondanks het bronnenprobleem zijn onderzoek
afsluiten met een zeer gedegen, goed gedocu
menteerd en helder geschreven boek; dit vooral
dankzij zijn grote vakkennis, die hem in staat
stelde zijn bronnen deskundig te bevragen en
interpreteren.
De opzet van Een schamele landstede is ruimer
dan die van Zuid-Beveland (1971). Naast een
analyse van het ontstaan en de ontwikkeling van
de ruimtelijke structuur en de locale instellingen
van Goes, gaat Dekker in zijn nieuwe studie
gedetailleerd in op de politieke geschiedenis,
Boekbesprekingen
163