CJ.M. Nagtglas, gouverneur en diplomaat aan de Goudkust G.E.W. Visscher-Passmann is conservator handschriften van het Zeeuws Genootschap. In de collectie handschriften van het kzgw, berus tend in de Zeeuwse Bibliotheek in Middelburg, bevindt zich het ambtelijk archief van CJ.M. Nagtglas, de op één na laatste gouverneur van 'De Nederlandsche Bezittingen ter Kuste van Guinea', ook wel de 'Goudkust' genoemd. Nagtglas was van 1863 tot 1897 lid van het Zeeuws Genootschap. Het archief, dat in 1871 in bezit van het Genootschap kwam, bevat afschriften van rapporten, verslagen en brieven, notities uit kamerverslagen, tekeningen, enkele kranten en getekende kaartjes, documenten uit de negentiende eeuw over een onbekend stukje Nederland aan Afrika's westkust. De geschiedenis van de kolonie in vogelvlucht De Nederlandse bezittingen, het huidige Ghana, lagen aan de Golf van Guinea als enclaves tussen Engelse, Deense en Franse bezittingen. De kust met een lengte van 535 kilometer, met strandwal en lagunen, heeft een sterke branding en geen natuurlijke havens. Op de kustvlakte liggen de forten. Achter de kustvlakte begint een heuvel land, 'de Ashanti Heuvels'. Ghana, met een oppervlakte van zesmaal Nederland, is in 1957 onafhankelijk geworden. Al sinds 1702 bestaan er diplomatieke banden met Nederland. Het volk dat sinds de dertiende eeuw de bosgebieden en de kuststreek bewoont, behoort tot de Akan- cultuur. De eerste contacten tussen Europeanen en het Akanvolk dateren uit de vijftiende eeuw.1 Als eersten arriveerden er Portugese kooplieden op de kust en, aangetrokken door de aanwezig heid van goud en de lucratieve slavenhandel, vestigden in 1 598 de Nederlanders er hun eerste handelspost. Na onderhandelingen, op verzoek van de plaatselijke machthebbers, werd in 1612 het eerste Nederlandse fort gebouwd nabij het dorp Mouree in het kleine negerrijk Sabu. De Admiraliteit van Amsterdam stuurde een bouw meester en een schip vol bouwmaterialen; werkkrachten werden door de koning van Sabu ter beschikking gesteld.2 Het fort, sierlijk in Europese stenen opgetrokken, kreeg de naam Fort Nassau. Dit fort was jarenlang de hoofd vestiging van de West-Indische Compagnie, die het fort vernieuwde en uitbreidde. Dat de vesting zich staande kon houden in de strijd met de Portugezen, was vooral te danken aan de trouwe steun van de onderdanen uit het negerrijk Sabu. Het verblijf in het fort was zwaar, men leverde een wanhopige strijd tegen de destijds onbeken de tropische ziekten. Mouree werd wel het 'Dietse' kerkhof genoemd; deze omgeving stond bekend als een van de ongezondste oorden aan de Goudkust. Meer dan zestig handelsposten werden door de Europeanen gesticht. De handels huizen betaalden rechten voor de handelsposten en voldeden de leges voor diensten van de Afrikanen. Door het geven van geschenken hield men ook de plaatselijke heersers te vriend. Bij afwezigheid van natuurlijke havens speelde de handel zich af op de rede, waar de vrachtvaar ders ankerden op de ankerplaatsen bij de forten. Rimadores (roeiers) met hun ranke kano's, waarmee zij behendig door de branding voeren, verzorgden het transport van mensen en goede ren van en naar de schepen. Nadat de Nederlanders in 1637 het fort Sint George in Elmina - het mooiste fort aan de Goudkust - op de Portugezen hadden veroverd, werd dat de zetel van het bestuur 'der Nederlandsche Bezittingen'. Aan het hoofd van dit bestuur stond de gouverneur, die op het hoofdkasteel zetelde. Hij werd ter zijde gestaan door een kleine bezet ting van militairen en burgerlijke ambtenaren. De geschiedenis van het fort kent een aantal zwarte bladzijden uit de tijd van het Nederlands bestuur. In de achttiende eeuw zijn duizenden slaven vanuit Sint George verscheept. De slavenhandel was niet alleen winstgevend voor de West- Indische Compagnie, maar was ook een van de economische pijlers van het invloedrijke Ashantirijk, een verbond van kleine inheemse staatjes. Lang voor de komst van de Europeanen verhandelde men al slaven met de Afrikaanse koninkrijken onderling, maar ook met de Arabieren en de Indiërs, vaak op grote schaal. Ook krijgsgevangenen uit de vele oorlogen tussen de Akanrijken werden als slaven verkocht. Sint 62 C.J.M. Nagtglas

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2003 | | pagina 28