Walchenaars over hun verleden J. Kramer-Vreugdenhil (Meliskerke, 1930) studeerde Nederlandse letteren met als bijvak geschiedenis. Ze was gedurende dertig jaar lerares Nederlands en promoveerde in 2001. In mijn boek Eilandbewoners behandel ik de periode 191 8-1950.' Het verhaal dat ik daar vertel is gebaseerd op literatuur, archieven en persoon lijke documenten. Maar voor de jaren na 1930 beschikte ik over een belangrijke bron extra: de verhalen van mensen die deze tijd bewust hadden meegemaakt. Ik heb gesprekken gevoerd met zo'n veertig 'ervaringsdeskundigen', de oudste geboren in de laatste uren van de negentiende eeuw, de jongste in 1930. Ik voer de deze gesprekken in de late jaren tachtig en de vroege jaren negentig van de vorige eeuw, dus ruim dertig jaar na het eind van 'mijn' periode. De geschiedenis had niet stil gestaan en de omstandigheden van deze Walchenaars waren meestal drastisch gewijzigd. Maar hun verhalen voegden veel toe aan het beeld dat oprees uit de andere bronnen, corrigeerden en verduidelijkten dit. Sommige stukken van mijn boek berusten voor een groot deel op deze mondelinge bronnen; zo bijvoorbeeld dat over de eerste weken van de inundatie in 1944. inhoud heb ik niets veranderd. Op een paar kleinigheden na - jaartallen bijvoorbeeld - berust dit verhaal op mondelinge informatie. Om diverse redenen, onder andere van privacy, vermeld ik de namen van mijn gesprekspartners niet. Een rustige tijd Wat mij opviel was dat de ouderen met een zeker heimwee spraken over de periode van voor 1940. Niet dat toen alles goed was,-integendeel, maar het was een rustige tijd. Alles verliep nog binnen vaste kaders, ledereen wist bij welke sociale laag hij hoorde en iedereen was lid van een kerk, de Hervormde Kerk, de Gereformeerde Kerk of de Gereformeerde Gemeente. Het grootste deel van wat men door de week en 's zondags deed lag dus vast. Het nadeel van deze orde was wel dat alles 'goed' leek, zolang men voldeed aan de maatstaven en 's zondags twee keer in de kerk zat. Voor één onderwerp kon ik de bron niet gebruiken: niemand sprak over zuivering na de bevrijding, ook niet als ik ernaar vroeg. Toch werden in de drie dorpen waar ik over schreef - Aagtekerke, Grijpskerke en Meliskerke - een aantal 'foute' mensen aangeklaagd en ook twee burgemee sters die net als hun collega's het werk voor de bezetter hadden moeten regelen. De meeste aangeklaagden kwamen niet voor de rechter en de paar mensen die wel gestraft werden, kwamen er genadig vanaf. Achteraf schaamde men zich kennelijk voor die aanklachten; zelfs de mensen die een initiatief genomen hadden, vertelden mij niets. Enige controle is dus niet overbodig, maar toch is mondelinge overlevering een rijke bron. Ik wil daarom graag nog eens het een en ander opschrijven van wat mijn gesprekspartners vertelden over hun verleden en wat ik niet heb kunnen gebruiken. Ik heb er één verhaal van gemaakt. Soms gebruik ik hier woorden van de sprekers, soms heb ik in mijn eigen woorden samengevat wat zij mij vertelden. Aan de De oudste van mijn gesprekspartners werd geboren in de laatste uren van de negentiende eeuw. Omdat hij van voor de eeuwwende was, moest hij in augustus 1918 nog voor acht maanden in dienst. Het soldatenleven beviel hem niet erg. Het eten was mager: elke dag een klein kuchje en een afgestreken lepel aardappelen, soms kregen ze peulvruchten. Inkomen: 23 cent per dag. Na de wapenstilstand in november kwam hij nog een tijdje in Uzendijke terecht, bij de grensbewaking. De grens was leeg: de Duitsers waren weg en de Belgen moesten nog terugkomen. Burgers ruimden de versperringen op. Terug in zijn dorp werd hij lid van de Vrijwillige Landstorm voor ex-militairen, daar deden ze op zaterdagmiddag schietoefeningen samen met de leden van de Burgerwacht, jonge mannen die niet in dienst waren geweest. Het lidmaatschap van deze organisaties was ook in andere dorpen populair vanwege dat schieten. Deze negentiende-eeuwer kende in zijn dorp Aagte kerke iedereen en hij wist zowat alles over hen, ook de inhoud van hun zakken. Rond 1930 1 BEW. EX 1 •^ODELBV)^ Walchenaars over hun verleden 41

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2003 | | pagina 3