Het is voorstelbaar dat er zich na 1860 een zekere concurrentieverhouding heeft ontwikkeld tussen de oorspronkelijke Serooskerkse boerenbevolking en de nieuw gevestigde boeren. Dat er meer afstand was tussen deze twee groepen dan tussen de oorspronkelijke Serooskerkse boeren families onderling, wordt gesuggereerd door het feit dat de nieuwkomers minder geneigd waren te 'doleren' dan de Serooskerkse boeren. Vooral telgen uit drie families van nieuwkomers uit de periode vóór 1860 - dus al enigermate gewend in de Serooskerkse 'arena' een rol te spelen - stelden zich tegen de Doleantie op: de Louwerses, Geschieres en Riemensen. Opvallend aan deze families is dat ze vooral trouwden met leden van (andere) families van buiten Serooskerke. Zes van de negen kinderen van Adriaan Louwerse sr. (1781 -1850) trouwden met iemand uit een ander dorp, een zevende trouwde met een smid wiens familie van buiten Walcheren kwam. De Geschieres waren door twee huwelijken aan deze Louwerses verwant en waren net als zij in de jaren 1830 naar Serooskerke gekomen, maar boerden op bescheiden hofsteden. G. Geschiere was van de vijf kerkvoogden de enige die in 1887 niet voor de Doleantie koos. De familie Riemens was alleen vertegenwoordigd in burge meester Jacobus Riemens, de man die door Pieter Melis jr. ervan beschuldigd werd de Doleantie tegen te werken. Riemens was, hoewel buiten Serooskerke geboren, een kleinzoon van een van de rijkste boeren van het dorp uit de eerste helft van de eeuw: Hendrik Bimmel van Noordhout. Diens ouders waren uit Domburg gekomen en Riemens was dus niet via zijn ouders verwant aan enige Serooskerkse familie. Ook zijn vrouw was elders geboren, zij was een zuster van C. Allaart, die introuwde op de boerderij Zoetendale en die we tegenkwamen als een van de rijke boeren die hervormd bleven. Vertegenwoordigers van deze families hadden zich na hun komst te Serooskerke net als de Melissen op de beperkte 'markt' van bestuursfuncties begeven en waren dus hun concurrenten geworden. De achtergrond van hun ambities was dat ook deze families in het verleden schouten, schepenen en wethouders geleverd hadden. Zo was de grootvader van Geschiere wethouder te Domburg en de vader van Riemens burgemeester van Ritthem geweest. Het is mogelijk dat door deze concurrentieverhouding de partijvorming die later rond de Doleantie ontstond, voorbereid werd. In elk geval is dat waarschijnlijk in de verhouding tussen Riemens en Pieter Melis jr. De laatste had net als Riemens gesolliciteerd naar de burge meesterspost na het overlijden in 1878 van zijn vader, de vorige burgemeester. De Commissaris des Konings vond beiden geschikte kandidaten, maar had Riemens gekozen omdat het hem 'minder wenschelijk voorkomt, zonder bepaalde reden voor de derde maal het ambt aan dezelfde familie te verbinden'. Het mislopen van het burgemeesterschap was waarschijnlijk een tegen valler voor Melis, die zich vervolgens als leider van de gereformeerden van Serooskerke van een Familie Louwerse Arendsrust Doterend Adriaan Louwerse X Cornelia Wisse ("Souburg, 1781) Mariekerke Elizabeth (*7805) X (2) Lein Maas Serooskerke Jan (*7873) rX Jacoba Coppoolse Lena (*7827) X Pieter Geschiere drie zusters Jakobus en twee broers ("1826) -X Grijpskerke) Domburg, 7 806) "-Cornelia Louwerse X Willem Melis Azn" Izaak Geschiere X Tannetje Francke ("Domburg, 1803) ("Domburg) Adriana Geschiere ("Serooskerke, 1829) Gillis Geschiere ('Serooskerke, 1833) drie broers Adriaan Louwerse jr en twee zusters ("1850) De Doleantie in Serooskerke 97

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2003 | | pagina 19