Aendijcke had een sterk agrarisch karakter, maar even
naar het oosten bij de uitwateringssluis lag ook
een klein haventje, waar enkele vissersschepen
een thuis hadden. Ongetwijfeld leefden ook
enkele parochianen van de visvangst in de
Hulsterhaven en op de Honte.
Figuur 1.
Aendijcke in 1569, getekend door Franchoys Horenbault.
Rijksarchief Gent, Kaarten en Plans, 2547 (detail).
De parochiekerk van Aendijcke, in zoverre deze door
kaartschilder Franchoys Horenbault correct is
weergegeven, was een traditioneel kerkgebouw in
de vorm van een kruis, opgetrokken uit rode bak
steen en afgedekt met leien. Aan weerszijden van
het dwarsschip zaten er twee glazen vensters in
de muur van het hoofdschip. Zware muurankers
hielden de constructie in stand. De toren was een
octagonale bouw met een spitse toren, eveneens
met leien gedekt en daarop een kruis. In hoeverre
dit gebouw gelijkenis vertoonde met het voor
malige kerkje te Ossenisse vraagt om nadere
studie. Aan welke patroonheilige de parochiekerk
was gewijd, is niet bekend; vier van de altaren
waren gewijd aan de H. Jacobus, de H. Maagd
Maria, de H. Geest en het H. Kruis.3
Ondergang van Aendijcke
Het poldergebied waarin Aendijcke lag, is tijdens
de zomer van 1584 onder water gezet. Dit ge
beurde in het kader van de strijd tegen Alexander
Farnese die eind 1583 de Noord-Vlaamse polder
gebieden had veroverd en Gent aan het belegeren
was, dat toen de hoofdstad van Vlaanderen was,
waarvan ook de Vier Ambachten deel uitmaakten.
Bovendien was de Spaanse landvoogd begonnen
met het insluiten van Antwerpen. Om de Spaanse
krijgsmacht uit de poldergebieden te weren en
met behulp van het water eventueel Gent te kun
nen bevrijden, werden de zeedijken langs de
Honte doorgestoken. Eerst bij Saeftinghe in
februari, vervolgens bij Othene en even ten noor
den van Aendijcke. Dit noordelijke punt werd
toen al Campen genoemd. Spaanse pogingen om
de gaten te dichten mislukten. De polders
stroomden vol. De rijke oogst van 1584 ging ver
loren en voor de bewoners restte niets meer dan
de wijk te nemen naar Zeeland of naar het zui
den.
Omdat Aendijcke aan de Watergang van Beoostenblije
lag, vond het zoute water gemakkelijk zijn weg
naar het zuiden. Enkele jaren kon het water vlak
benoorden Axel nog door de wat hogere binnen
dijken worden geweerd, maar toen in 1 586 de
dijken ook ten westen van Axel doorgestoken
werden bij de verovering van de stad, ontmoette
het zoute water uit de Watergang van
Beoostenblije het water dat ten zuiden van Axel
richting oosten stroomde, even ten oosten van
Axel. Hiermee ontstonden het Hellegat en het
Axelse Kanael. Voor die enkele bewoner die nog
had gehoopt op herstel - Zaamslag bleef nog
jarenlang een militair steunpunt boven het
vloedniveau - leidde dit tot het volledig verlaten
van Aendijcke. Bij de onderwaterzetting zijn
geen slachtoffers gevallen, althans geen burger
slachtoffers. We nemen daarom aan dat de
bewoners hun have en goed in veiligheid hebben
kunnen brengen. Alles wat lopen kon, zoals mens
en vee en vervoerd kon worden op karren en
wagens, verliet Aendijcke.
Rest de interessante vraag: wat gebeurde er nu met
het dorp? Ongetwijfeld zullen de bewoners, waar
en wanneer mogelijk, bij eb zijn teruggekeerd om
alsnog te redden wat er te redden viel. Slechte
gebouwen spoelden uiteraard al snel weg.
Drijvende schuren en drijvende hooibergen zijn
van alle watersnoodrampen; dode beesten tegen
de dijk eveneens. De kerk echter was van steen.
Ook deze moet in de loop van de tijden systema
tisch zijn uitgespoeld en/of afgebroken, baksteen
was immers gewild. Bovendien was steenpuin
ook voor dijkversteviging en voor de bouw van
de vele kleine verdedigingswerken van belang.
Van andere historische overstromingsrampen is
bekend dat kerkgebouwen, met name de torens,
Het verdronken dorp Aendijcke
13