gingen door een hel en na de oorlog is veel
kritiek op de bevelvoering geleverd, met name
door verbitterde veteranen.
Op 2 november werd hun taak door de Schotten van
de 52ste Lowland infanteriedivisie overgenomen.
Hun bevelhebber Hakewell Smith zag weinig in
louter frontale aanvallen en wilde in ieder geval
laten onderzoeken of via het Zuid-Sloe een
bruggenhoofd kon worden gevestigd op Walche
ren. Na enige strubbelingen met zijn meerdere
kreeg hij het groene licht. Een route werd gevon
den, volgens de Britten na bestudering van
uitvergrote luchtfoto's, volgens anderen met hulp
van Nederlanders. De operatie, die de codenaam
Mallard (wilde eend) kreeg en waaraan de
Zeeuwen De Koeijer en De Ridder deelnamen,
slaagde. Na verschillende moeizame overtochten,
waarbij gebruik werd gemaakt van stormboten,
ladders en kapokbruggen, wisten de Schotten
vaste voet te krijgen op Walcheren in de
Bijleveldpolder. Met hulp van de luchtmacht -
Typhoons voerden regelmatig raketbeschietingen
uit - en de artillerie slaagden ze uiteindelijk
erin contact te leggen met een Schotse eenheid,
die via de Sloedam was doorgebroken.
Hoewel Rode-Kruisdorp, waar de Duitse hospitaalstaf
zeer goed samenwerkte met de ehbo- en Rode-
Kruiseenheden ter plaatse, werd Arnemuiden
tussen 31 oktober en 2 november door de Britse
artillerie zwaar beschoten. Volgens de Britten
hadden de Duitsers geschut in de nabijheid van
het dorp opgesteld, hetgeen door laatstgenoem
den werd ontkend. Op 2 november werd het dorp
door Britten en Duitsers tot 'open stad' verklaard,
waarna de beschietingen afnamen. Er vielen
onder de burgerij 39 slachtoffers. Zeer tragisch
was de dood van een man, die uit zijn veilige
schuilplaats naar buiten rende om een peuter, die
was ontsnapt, van de straat te halen. Hij werd
door een ontploffende granaat gedood, het kind
bleef in leven.
Ofschoon de verliezen bij de acties op de Sloedam,
het Sloe en in de polders van Oost-Walcheren in
verhouding tot andere operaties niet groter
waren, werden zij door de soldaten als zeer zwaar
ervaren. Oorzaken waren het open terrein, de
barre weersomstandigheden (kou en regen) en de
modder van het Sloe. De soldaten stonden soms
tot hun schouders in het ijskoude water van
sloten, granaattrechters en schuttersputjes. De
levenden ontnamen gesneuvelde kameraden
hun droge sokken, indien aanwezig. Wie in de
zuigende modder van het Sloe terechtkwam, liep
een grote kans te verdrinken. Zo werd korporaal
Muldoon, die in de modder dreigde weg te
zakken, door zijn herdershond gered. Naderhand
heeft het dier hiervoor een onderscheiding
ontvangen.
Uiteindelijk werd Nieuw- en Sint Joosland op
5 november bevrijd na een harde strijd in de
omliggende polders en op 6 november gaf
de Duitse generaal Daser zich in Middelburg
aan de Britten over. Hiermee was de bevrijding
van Walcheren nagenoeg een feit.
In deel iv (De Periode na de Bevrijding) beschrijft
Hoebeke ondermeer, hoe na de bevrijding de
Orde Dienst (od) en het Militair Gezag (mg) met
vallen en opstaan de draad van het gewone leven
weer poogden op te pakken. Hij besluit zijn boek
met de vermelding van de naoorlogse contacten
tussen bevrijders en bevrijden.
Het is jammer dat Hoebeke aan zijn werk geen
notenapparaat heeft toegevoegd. In zijn inleiding
stelt hij echter hiervoor uitdrukkelijk te hebben
gekozen. Min of meer ter compensatie heeft
hij de literatuur- en bronnenopgave, die zeer
uitgebreid is, per onderwerp opgesplitst. Lijsten
met militaire en burgerslachtoffers, militaire
rangen en een uitgebreide index van personen
completeren het geheel.
Soms staat de schrijver op een enigszins gespannen
voet met de Nederlandse taal.
Deze kleine punten van kritiek doen overigens
niets af aan mijn oordeel, dat Hoebeke met dit
boek een zeer indrukwekkende prestatie heeft
geleverd. Voor velen, die het (zullen) lezen, zal er
regelmatig een schok van herkenning zijn.
H.J. Vader
44
Boekbesprekingen