zeeianaiM Twee Zierikzeese schilderijen in oorlogstijd Betty Blikman-Ruiterkamp woont sinds 1982 op Schouwen-Duiveland. Ze is werkzaam als cultuurhistorisch gids en freelance medewerker bij de pzc. In 2002 publiceerde zij een boek over huisnamen in Zierikzee. Je ziet het niet af aan die twee portretten in het voormalige Zierikzeese stadhuis: gewone afbeeldingen van een man en een vrouw uit de zeventiende eeuw. Het echtpaar komt dege lijk en zelfs een beetje saai over; beiden dragen een fraaie molensteenkraag, maar verder is hun kleding uiterst sober. Geen enkel sieraad of andere opsmuk vrolijkt hun voorkomen op. De gezichten stralen eerder berusting uit dan zelfverzekerdheid. Ondanks het feit dat de verdere kleding niet erg duidelijk is weergege ven, zijn het toch fraaie portretten. De schilder was zo te zien een vakman. In het Zierikzeese Stadhuismuseum hangen echter meer portretten van een dergelijke kwaliteit; het 'avontuur' dat deze schilderijen meemaakten tijdens de Tweede Wereldoorlog, geeft juist deze portretten een zeer speciale achtergrond. Figuur 1. Dr. Pieter Haijman (1592-1631) en Aletta Ockerse (1594- 1667). De Tweede Wereldoorlog ln de tweede helft van 1942 begon de geallieerde legerleiding een nieuwe aanvalsstrategie. Al meer dan een jaar hanteerden zij deze boven Noord west-Frankrijk en België, maar nu was Nederland aan de beurt. Behalve het uitgebreid bombar deren van steden - Vlissingen bijvoorbeeld - ging men zich toen ook bezighouden met het beschieten van kleinere doelen. De bedoeling was onrust en chaos te veroorzaken en, wat nog belangrijker was, zoveel mogelijk de militaire handelingen van de bezetter te verstoren. Vooral dit laatste bleek niet mee te vallen. Vanaf dat moment kregen piloten van Amerikaanse jacht- vliegers opdracht om met hun Typhoons, Spitfires, Mustangs en Mauraders, boven de kustprovincies in het bijzonder goederentreinen, binnenvaartschepen, militaire autokonvooien en barakkenkampen onder vuur te nemen. Maar in principe kon ieder voer- of vaartuig waar het oog van een piloot op viel, aangevallen worden. Het waren bliksemacties, zo snel uitgevoerd dat het onmogelijk was om onderscheid te maken tussen vriend of vijand. Per trein reizen werd een waagstuk. Locomotieven vormden een favoriet doelwit, want hun witte rookpluim was steeds goed zichtbaar. Eerst vielen hiermee steeds veel doden, maar al vlug kreeg men ervaring om het vege lijf te redden. Onmiddellijk na het signaleren van een vliegtuig zetten de machinist en de stoker de remmen in werking, gingen aan de locomotief hangen en lieten zich eruit vallen. De passagiers volgden onmiddellijk en iedereen zocht zo snel mogelijk een goed heenkomen. Schepen als doelwit Medio 1943 besloot men zich toe te leggen op de scheepvaart. Naast vrachtschepen werden passagiersschepen steeds vaker doelwit. Hierdoor liepen de veerboten van de Provinciale Stoom boot Dienst (psd) en de Rotterdamse Tramweg Maatschappij (rtm) steeds meer kans om aan gevallen te worden. En natuurlijk is het moeilijker om je van een schip in veiligheid te brengen, dan van een trein. Diensten vielen uit, omdat de schepen door bombardementen en mitrailleur- Twee Zierikzeese schilderijen in oorlogstijd 19

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2004 | | pagina 20