De strijdbare jurist Willem Schorer
De vroegere president van de Raad en Leenhof
van Vlaanderen, Willem Schorer, is nagenoeg
vergeten. In de polder bij de voormalige vesting
plaats Uzendijke, nu deel van de gemeente
Sluis op West-Zeeuws-Vlaanderen, is nog altijd
het eenpeTsoonsgraf te bewonderen waar hij
temidden van zijn landgoederen ligt begraven.4
Alleen de oplettende fietser ziet in het voorbij
gaan de grote steen met een hekje eromheen en
een bankje ernaast. Anders niet. In het Nieuw
Neclerlandsch biografisch woordenboek komt zijn
naam niet voor en Van der Aa noemt slechts
enkele juridische werken van zijn hand.5 Nagtglas
is in zijn Levensberichten van Zeeuwen uitvoe
riger over hem. Na zijn studie rechten in Leiden,
aldus Nagtglas, vertrok Schorer weer naar
Zeeland. Zijn familie was oorspronkelijk afkom
stig uit Aken maar had zich aan het begin van de
zeventiende eeuw gevestigd in Middelburg. Heel
wat rechtsgeleerden en bestuurders zijn uit het
geslacht Schorer voortgekomen. Het lag dan ook
in de lijn der verwachtingen dat Willem Schorer
evenzeer een man van aanzien zou worden. In
1740 werd hij lid van de Raad van Vlaanderen en
vijftien jaar later, in 1765, president.6 Hij heeft
zich sterk gemaakt voor de toekenning van
landaanwas en landaanwinning aan Zeeland,
waarvoor hij de strijd aanging tegen de
Republiek. Daarbij was enig eigenbelang hem
niet vreemd, aangezien zijn eigen landerijen bij
Uzendijke als onderdeel van Staats-Vlaanderen
automatisch behoorden tot de generaliteits
landen, waar de provincie Zeeland weinig over
te zeggen had.7
Ook in ander opzicht toonde hij zich voor geen
kleintje vervaard. Met zijn Vertoog over de
ongerymdheid van het samenstel onzer heden-
daagsche rechtsgeleerdheid en praktyk
(Middelburg 1777) stelde hij de toenmalige
ingewikkelde rechtspraak in de Republiek aan
de kaak. Vooral het juridische taalgebruik moest
het ontgelden: 'Wanneer men op de Rollen komt,
is er geen Joodsche Synagoog, die hier bij haaien
kan: de alleronverstaanbaarste konsttermen,
die de spreker zelve by wylen niet verstaat,
werden hier met veel arrogantie uitgebromt.'8
Zijn commentaar op de eminence grise onder de
juristen, Hugo de Groot, Aanteekeningen over de
inleiding tot de Hollandsche rechts-geleerdheid
(Middelburg 1767, 1784 en 3e druk in 1797),
lokte eveneens diverse reacties uit.9 De Zeeuwse
jurist Willem Schorer durfde duidelijk het gevecht
aan met zijn vakbroeders, maar na zijn dood
hebben maar weinig rechtshistorici aandacht aan
hem besteed.10
Zijn strijdbare karakter bleek reeds toen hij in de
rechtszaak tussen hem en zijn vrouw het onder
spit moest delven en daarna, toen hij in 1755
met de publicatie van de processtukken tot de
aanval over ging. Hij waste zijn handen in
onschuld, zo lezen we in het voorwoord, en zag
zich graag als slachtoffer van het leed dat hem
door zijn ex was aangedaan. Op zichzelf was dit
nog geen reden om over de getuigenverklaringen,
de verhoren en de rechtszaken een boekje
open te doen, maar doorslaggevend was volgens
Schorer dat hij 'onbetwistbaar voor een der
slegtste personages van Europa met reden moest
gehouden werden, als hebbende in zulk cas
een vrouw van gantsch geen geringe conditie op
eene meer dan brutale wys op 't ongehoordst
geprostitueert.'11
Het maagdenvlies van Anna Elisabeth Eversdijk
Schorer was op 30 juni 1740 in het huwelijk
getreden met de achttienjarige Anna Elisabeth
Eversdijk, dochter van Susanna van Buuren en
Mattheus Eversdijk, burgemeester van Goes.12
Daarmee gingen ze de huwelijkse plicht aan met
elkaar het bed te delen en geslachtsgemeenschap
te hebben. Had Hugo de Groot niet zelf in zijn
Inleidinghe tot de Hollandsche rechts-geleerd
heid ('s-Gravenhage 1631) geschreven dat
echtelieden vrijelijk de beschikking hadden tot
eikaars lichaam? 'Het huwelick ofte echt is een
verzameling van man ende wijf tot een gemeen
leven, medebrengende een wettelick gebruick van
malkanders lichaem.'13 Het was een bewijs van
echtelijke liefde, was ook in de achttiende eeuw
de algemene opvatting over het huwelijk.14
Ook Willem en zijn kersverse eega waren die mening
toegedaan, maar het kwam er niet van. Wat zich
in het echtelijke bed afspeelde, laat zich raden.
De preutse Anna Elisabeth - tijdens het proces
durfde ze nauwelijks haar mond hierover open te
doen - heeft vermoedelijk haar nachtjapon ver
over haar knieën getrokken wanneer haar Willem
toenadering zocht. Uiteindelijk probeerde hij
zijn seksuele lusten wat meer kracht bij te zetten,
waarna Anna Elisabeth geschrokken haar toe
vlucht zocht bij haar moeder, inmiddels weduwe
en woonachtig in Middelburg. Ze zou geweld
binnen het huwelijk echter niet opvoeren als
voornaamste reden voor de komende echtschei-
Impotentie en frigiditeit
95