yjM.
Figuur 1.
Voorbeeld van sceatta, voorzijde en keerzijde; ware grootte
vergelijkbaar met een dubbeltje.
Met andere woorden, deze publicatie biedt de gele
genheid oin vanuit verschillende perspectieven te
kijken naar de interessante periode
van vlak na de Romeinse overheersing tot het
ontstaan van het Karolingische Rijk.
De publicatie start in hoofdstuk i met een beschrij
ving van de vindplaatsen, te weten de kust ter
hoogte van Domburg en de kust tussen Westen-
schouwen en de vuurtoren van Haamstede.
Vervolgens worden de omstandigheden belicht
waaronder de vondsten werden gedaan. De
vroegste vermelding van vondsten, bespreking
van latere publicaties en de rol van het Zeeuws
Genootschap worden kort aangegeven. De rol
van verzamelaars, waarvan enkelen tevens als
beheerder van de numismatische verzameling van
het Genootschap hebben opgetreden, krijgen
eveneens aandacht. De hoofdstukken 11 en in zijn
gewijd aan de bespreking van de aanmunting van
sceattas en de beschrijving ervan. Hoofdstuk iv
geeft een beschrijving van de zilveren Merovin-
gische muntslag. Het fenomeen van de stempel-
koppelingen krijgt aandacht in hoofdstuk v.
In hoofdstuk vi worden enige conclusies
getrokken. Hoofdstuk vil bevat een belangrijke
concordans op reeds gepubliceerde illustraties
van de besproken munten. Hoofdstuk vm bevat
het catalogusdeel. Op elke rechterpagina zijn de
munten vergroot afgebeeld; op de linkerpagina
zijn per munt de bijzonderheden vermeld.
Het werk wordt besloten met een uitgebreide
literatuurlijst en een korte biografie van beide
auteurs.
Het sterke punt van de catalogus is dat alle bekende
en met een grote mate van zekerheid toe te
wijzen vondsten zijn beschreven en gefotogra
feerd op 37 platen. Van elke munt zijn belang
rijke gegevens bijeengezet waardoor identificatie
mogelijk is. De meeste muntjes uit deze periode
zijn op het eerste oog sterk eenvormig. Bij nadere
bestudering blijken er echter ongelooflijk veel
stempelvarianten te zijn. Dat is een van de rede
nen waarom de auteurs van elk exemplaar een
schematische tekening hebben gemaakt en in
dit werk opgenomen. De aanleiding hiervoor is
simpel: de gevonden muntjes verkeren vaak in
zo'n slechte staat dat een foto lang niet altijd
de beste informatie geeft. Juist bij de vroeg
middeleeuwse munten is het zinvol om een
tekening te vervaardigen, waardoor de details
beter te zien en te begrijpen zijn. De vondst
complexen in Zeeland zijn dermate groot van
omvang dat het mogelijk wordt om er des
gewenst statistische analyses op los te laten.
De lezer wordt met deze publicatie in de gele
genheid gesteld om een en ander uit te voeren,
juist omdat alle relevante gegevens nu bijeen
gebracht zijn.
De afbeeldingen bieden vele mogelijkheden tot
nadere analyse. Zo kan worden geprobeerd om
allerhande stempelkoppelingen te vinden. Deze
koppelingen geven als het ware de chronologie
weer van de verschillende stempels die tijdens
de slag zijn gebruikt. Aan de hand daarvan kan
een schatting worden gemaakt van de aantallen
munten die zijn geslagen. Verder bestaat de
mogelijkheid om het verspreidingsgebied van
de munten te bepalen. Tegenwoordig is het
eenvoudig: we kijken gewoon in de eigen porte
monnee of er euromunten uit Luxemburg of
zelfs Monaco tussen zitten: deze geven aan in
hoeverre euromunten uit andere landen hier
circuleren. Bij de middeleeuwse munten is dat
lastiger, juist vanwege het gegeven dat vrijwel
identieke munten toch uit verschillende ateliers
afkomstig kunnen zijn. Zorgvuldige bestudering
van de stempels kan informatie opleveren over
de verspreiding en soms de snelheid waarmee
munten zijn vervoerd.
Sceattas and Merovingian Deniers from Domburg
and Westenschouwen, dat moet wel worden
gesteld, is voor een breder en geïnteresseerd
publiek moeilijk toegankelijk. Het specifieke voor
numismaten begrijpelijke Engels bemoeilijkt
snelle lezing door de geïnteresseerde leek. Het
ware te wensen geweest dat er een Nederlands
talig katern was toegevoegd met daarin een
verklarende tekst en bovendien een lijst met
begrippen. Wat moet een geïnteresseerde buiten
staander aan met termen en afkortingen als
Boekbesprekingen
115