die-link, primary phase, seeundary phase, flan,
denier, Obv., Rev., thrysma. Degelijke termen zijn
de vakman wel bekend, maar voor een breder
publiek haast adacadabra.
Een fors manco is het ontbreken van een register.
Dit is niet bevorderlijk voor de toegankelijkheid
van dit werk.
Het zetwerk is goed verzorgd. De tekst en de
illustraties zijn helder en duidelijk. Dat zelfs in
deze tijd van computergestuurd drukken er toch
nog foutjes kunnen insluipen tekent het feit dat
typen en corrigeren nog steeds mensenwerk zijn.
Zo bevat de literatuurlijst enige foutjes, juist bij
een van de auteurs, Op den Velde: zijn werk
'1982a' is niet te vinden op pagina's 83-69,
maar op 83-96 van het tijdschrift De Beeldenaar.
Bij zijn artikel '1982b' moet staan 'Sceattas
gevonden bij (in plaats van 'byj Maurik en
Rijswijk'.
De uitvoering van het boek is opmerkelijk. Het kent
een voor de huidige tijd buitengewoon kloek
formaat met een hoogte van 35 cm. Het boek is
ongetwijfeld bedoeld als standaardwerk. In dat
geval had wellicht beter kunnen worden gekozen
voor steviger papier dat goed tegen vocht en
tegen regelmatig gebruik bestand is.
Al met al is het een werk van grote statuur dat het
verdient om zowel in Zeeland als in de rest van
de wereld in handen te komen van specialisten
op het terrein van deze munten en verder van
allen die geïnteresseerd zijn in dit stukje van de
bijzondere en boeiende geschiedenis van
de vroege Middeleeuwen.
Willem F.H. van Moll
Otto W. Hoogerhuis, Baren op Beveland.
Vruchtbaarheid en zuigelingensterfte in Goes
en omliggende dorpen gedurende de 19e eeuw.
Wageningen 2003.
ISBN 9058088588.
In dit proefschrift analyseert Hoogerhuis de oorzaken
van de hoge zuigelingensterfte in een afge
bakend gebied op de Bevelanden, groot-Goes
genoemd, gedurende de negentiende eeuw.
Nederland heeft in die periode met name in het
westen een zeer hoge zuigelingensterfte gekend
en Zeeland spande daarin de kroon. Tegen het
einde van de negentiende eeuw daalde in heel
Nederland de sterftecurve voor kinderen en
zuigelingen scherp, waarbij de daling in Zeeland
groter dan gemiddeld was. Ondanks diverse
onderzoeken en publicaties, is er - zeker op
regionaal gebied - nog steeds onvoldoende
inzicht in de oorzaken van die hoge sterfte onder
jonge kinderen. Hoogerhuis wil voor de stad
Goes en de omringende plattelandsdorpen (die
in 1970 bij de gemeentelijke herindeling samen
de gemeente Goes zijn gaan vormen) dan ook
nagaan wat de verschillende mogelijke oorzaken
zijn geweest voor dat sterftepatroon. Voor
Wolphaartsdijk - waar de hoogste zuigelingen
sterfte optrad - onderzoekt hij in een aparte
studie nog nader wat de gezinssituatie en de
woningkwaliteit betekenden in het demografische
patroon. De conclusie voor dat dorp was dat er
een duidelijke relatie bestond tussen zuigelingen
sterfte en gezinnen in overvolle huizen, waar
onvoldoende hygiëne in warme zomermaanden
werd betracht en waar de vrouwen een hoge
vruchtbaarheid lieten zien.
Voor het onderzoek naar de zuigelingensterfte richt
de auteur zich met name op de oorzaken die
ook de tijdgenoten hebben aangedragen. Maar
waar zij ieder slechts een deel van het probleem
konden traceren, komt Hoogerhuis tot een
integrale afweging van een complex aan factoren
die gezamenlijk tot de extreem hoge sterfte
hebben geleid. Met name relateert hij de sterfte
aan de demografische patronen, waarbij de
vruchtbaarheid van de Zuid-Bevelandse vrouwen
een belangrijke rol speelt. Een hulpmiddel bij
dit soort onderzoeken is dat er sinds 1811 met
de invoering van de burgerlijke stand ruime
gegevens voorhanden zijn voor een dergelijk
kwantitatief micro-demografisch onderzoek.
Hoogerhuis analyseert de relatie tussen zuige
lingensterfte en vruchtbaarheid met name door
gezinsconstructies te maken. Daarbij moeten de
geboorte-intervallen een aanwijzing geven of
moeders hun kinderen borstvoeding gaven,
116
Boekbesprekingen