ï^aFfïTil lijks waarneembaar is, zou men verwachten dat men de luiken ook of juist in gesloten toestand te zien zou krijgen. Immers, in de kerk ziet men van de geopende orgelluiken altijd de binnen zijde, terwijl zij aan de buitenzijde doorgaans ook vaak bijzonder fraai beschilderd zijn. Doch ook in dit boek krijgt men de orgelluiken van de Grote of Maria Magdalenakerk te Goes en van de Nieuwe Kerk te Middelburg alleen geopend te zien, en dan nog alleen de luiken aan de linker zijde van beide instrumenten. De 'Geraadpleegde literatuur' is gering in omvang en daardoor onvermijdelijk onvolledig. Volledigheid was ongetwijfeld ook niet het doel van de auteur en beknoptheid hoeft voor een boek als het onderhavige niet per se bezwaarlijk te zijn. Dit neemt niet weg dat op zijn minst enkele zeer belangrijke monografieën genoemd hadden mogen worden. Ik denk hierbij in het bijzonder aan de vele publicaties van Maarten Albert Vente, aan de omvangrijke studie Het Nederlandse orgel in de Renaissance en de Barok van de hand van Jan van Biezen en aan de dissertatie Orgelluiken van Mieke van Zanten. Deze kanttekeningen nemen niet weg dat Orgelrijk een mooi (plaatjes)boek is dat ongetwijfeld zijn weg naar de orgelliefhebbers zal vinden. De vriendelijke prijs maakt die weg niet te smal. A.A. Clement W.N.Th.M.B. Gielen en A.J.H.M. Prinsen: Jan Haak en zijn tijd. Hulst, Oudheidkundige Kring 'De Vier Ambachten', 2004 (niet 1928 zoals op het titelblad staat). 428 blz., rijk geïllustreerd, register, literatuuropgave. ISBN 90-808523-1-7. Prijs: 40,00. In Zeeuws-Vlaanderen houden ze van het uitgeven van verschrikkelijk dikke boeken. De absolute topper is natuurlijk het meer dan duizend blad zijden tellende Over den Vier Ambachten, maar ook Jan Haak en zijn tijd' mag er zijn. Het boek weegt ruim twee kilo. Je gaat er dus niet mee in een hoekje bij de haard zitten. In feite gaat het ook om twee boeken in één band, die elk van een eigen titelpagina zijn voorzien. Het eerste deel, van de hand van A.H.J.M. Prinsen, gemeentearchivaris van Hulst, heet: 'Het Land van Hulst in de negentiende eeuw'. Op bladzijde 187 begint het tweede deel: 'Johannes Romanus Haak, kunstschilder te Hulst', van de hand van W.N.Th.M.B. Gielen, voorzitter van de Oudheidkundige Kring 'De Vier Ambachten'. Het geheel is een jubileumuitgave ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van de Oudheidkundige Kring, vandaar het raadselachtige jaartal 1928 op het titelblad. Zoals uit de titels van de twee onderdelen blijkt gaat het tweede deel over de Hulster schilder Jan Haak (1826-1881) en het eerste deel over de tijd en de omgeving waarin hij leefde. In feite staan de twee delen los van elkaar; ze hadden ook afzonderlijk uitgegeven kunnen worden, zij het dan dat Prinsen ook de biografie van de familie Haak voor zijn rekening heeft genomen. Het Hulster Ambacht had bij de geboorte van Jan Haak een bewogen periode achter de rug. Van 1648 tot 1795 was het als onderdeel van Staats- Vlaanderen een perifeer wingewest van de Republiek geweest, een afgelegen uithoek die uitsluitend van strategisch belang was. Van 1795 tot 1813 had het onder Frans bestuur gestaan. In die tijd kregen de bewoners burgerrechten en godsdienstvrijheid en werd een algemeen gelden de wetgeving ingevoerd. In 1815 werden de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden verenigd in het Koninkrijk en toen leek aan het eeuwenlange isolement een einde te komen: Antwerpen en Gent lagen nu vlakbij in hetzelfde land. Maar bij de opstand van 1830 werd de oude grens her steld; Zeeuws-Vlaanderen, nu weliswaar een deel van de provincie Zeeland, was weer net zo geïso leerd als vroeger. Prinsen beschrijft aan de hand van vele voorbeelden het sociale leven in het Hulster Ambacht. Zijn tekst is geïllustreerd met een groot aantal tref fende afbeeldingen. Het landje leidde een eigen bestaan onder leiding van een redelijk vermogen de elite, bestaande uit Hulster notabelen en rijke boeren, maar een groot deel van de bevolking Boekbesprekingen 119

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2004 | | pagina 37