De jaren 70 van de vorige eeuw stonden in het teken
van de grote discussies over 'Grevelingenmeer
zoet of zout' en 'Oosterschelde open of dicht'.
Het Delta Instituut kon hieraan met al haar
verzamelde gegevens en de bijbehorende inter
pretaties veel bijdragen. De tweede directeur van
het instituut, dr. Egbert Duursma, die in 1976
Karei Vaas opvolgde, speelde een belangrijke
rol bij het naar buiten treden van het instituut:
niet alleen smeedde hij nauwe banden met
Rijkswaterstaat en het huidige Rijksinstituut
voor Kust en Zee (rikz), maar hij bezorgde het
instituut ook tal van internationale contacten.
Duursma was gespecialiseerd in organisch
materiaal in zee en in het 'gedrag' van veront
reinigingen zoals zware metalen. Het instituut
groeide verder. In die tijd leidde het veel onder
zoekers op, die nu uitgevlogen over Nederland
belangrijke functies vervullen in het zeeonder-
zoek en -onderwijs.
Nog steeds werkt het instituut samen met Rijks
waterstaat, maar de banden waren toentertijd
sterker. Het onderzoek spitste zich toe op de
milieuproblematiek rond de Delta. Deze specia
lisatie bleek later ook een gevaarlijke, namelijk
toen de Deltawerken hun voltooiing naderden.
Betekende dat ook het einde van het Delta
Instituut? De oorspronkelijke opdracht leek
vervuld. Directeur Duursma vertrok in 1986
naar een ander instituut (op Texel) en de vaca
ture bleef een tijd onvervuld. Het begin van het
einde? Niet ten onrechte wezen de onderzoekers
erop dat ecosystemen na grote ingrepen maar
langzaam tot evenwicht komen, en dat er min
stens vijftien jaar aanvullend onderzoek nodig
was. Gelukkig kwam in april 1987 de huidige
directeur prof. dr. Carlo Heip vanuit Vlaanderen
naar Yerseke. Maar het werd niet rustig.
Figuur 3.
Schollen, garnalen, algen, bacteriën, poliepen, zeeanemonen,
schelpdieren: slechts een kleine greep uit het leven in zee en
delta. Het is niet alleen 'leuk om te weten' waar deze dieren
voorkomen en in welke aantallen, maar ook erg" nuttig. Zo kan
het water- en natuurbeheer op de gegevens gestoeld worden.
En het onderzoek kan het 'waarom' van het achteruitgaan
van een soort boven water halen. Zo legt de ecologie de basis
voor natuurbescherming.
Figuur 4.
In 1992 kwamen alle ecologen van de Koninklijke Nederlandse
Akademie van Wetenschappen samen in het nioo. Dit eeologie-
brede instituut houdt zich sindsdien bezig met alle typen
ecosystemen: van het land, het zoete en het zoute plus brakke
water. Ook komen alle schalen aan de orde: van de erfelijke
eigenschappen in een cel tot de patronen en verbanden in
het landschap. Zo leggen de onderzoekers van het instituut
de fundamenten voor het natuur- en milieuonderzoek.
De fundamentele kennis van hoe de natuur werkt, is namelijk
onontbeerlijk voor beheerders en planners van natuurgebieden.
En ook als je een vervuild meer wilt herstellen, is ecologische
kennis essentieel.
Van gen tot landschap
In 1988 begint de Akademie van Wetenschappen
met het heroverwegen van haar instituutsbeleid.
De Akademie telt drie ecologische instituten
onder haar gelederen. De commissie Joosse (van
de Zeeuwse prof. Joos Joosse) besluit dat deze
drie moeten gaan samenwerken. Daar komt nog
bet oordeel van een internationale commissie,
een zogenaamd peer review, bij. Ze vond liet
onderzoek deels van hoog niveau, maar andere
onderdelen waren beter af met een 'herschikking'
die de internationale positie van de instituten
zou kunnen versterken. Een reorganisatie volgt.
Ruim tien jaar geleden verenigt de Koninklijke
Nederlandse Akademie van Wetenschappen
(knaw) al haar ecologisch onderzoek in één
instituut. In 1992 gaat het nioo van start, toen
nog Nederlands Instituut voor Oecologisch
Onderzoek maar inmiddels met de gemakkelijker
te begrijpen naam Nederlands Instituut voor
Ecologie. Samen met het Limnologisch Instituut
in Nieuwersluis (provincie Utrecht, zoetwater)
en het Instituut voor Oecologisch Onderzoek in
Heteren (provincie Gelderland, vooral landonder-
zoek) vormt Yerseke een groep onderzoekers die
de hele ecologie overziet. Van gen tot landschap.
Het Nioo is nu met ruim 250 mensen het grootste
onderzoeksinstituut van de knaw en het vormt
De ecologen van Yerseke
87