Genootschapsverzamelingen Verdronken dorpen in Zeeland (3). Verdronken dorpen in kaart gebracht van de Vrije Universiteit Amsterdam Instituut voor Bio- en Archeologie De belangstelling voor de verdronken dorpen in de Zeeuwse delta is de laatste jaren sterk toege nomen. Dit heeft te maken met het brede scala van activiteiten die door de archeologen in de provincie (scez) en door de leden van de Archeologische Werkgemeenschap in Nederland, afdeling Zeeland (awn) worden ontplooid.1 Daarnaast verschijnen er in heemkundige tijd schriften diverse bijdragen over dit onderwerp. Metaaldetectorclubs en andere liefhebbers laten zich al evenmin onbetuigd. Ten slotte is er ook vanuit wetenschappelijke kringen brede belang stelling en heeft ook de politiek in de regio het verdronken landschap met zijn voormalige bewoningssporen op de agenda gezet. Wat dit laatste betreft, past een en ander goed in het Belvederedenken van de laatste jaren. In dit artikel bekijken we de bruikbaarheid van enkele kaarten uit de verzameling Zelandia lllustrata. Welke verdronken dorpen treffen we daar zoal op aan en geven de kaarten een betrouwbaar beeld van het verdronken polder landschap? Voordat we de kaarten bespreken, is het echter goed stil te staan bij de vraag wat we nu onder de verdronken dorpen moeten verstaan, enkel een door water overspoeld dorp of gaat het om een volledig verdwenen land schap? Verdronken, verdwenen of gewoon verlaten Niets is zo dynamisch als een delta. De natuur gaat er tekeer door te geven en te nemen. Geven gebeurt door afzetting van slib en door schor vorming. Nemen gebeurt tijdens en met name door stormvloeden, waarbij delen van schor en kust weer weggeslagen worden. Ook de mens heeft invloed. Dit gebeurt door schorren te bedijken en nederzettingen in het nieuwe land te stichten. Dat gebeurt ook door niet adequaat in te spelen op de wisselvalligheden van de natuur of gewoonweg door het inunderen van cultuurland, waardoor nederzettingen weer verloren gaan. De belangrijkste oorzaak van het verdrinken van dorpen is de mens en de cruciale periode waarin dat gebeurt, is ongetwijfeld de zestiende eeuw.2 Laten we dit even toelichten. Er zijn gevallen en plaatsen in de delta waar is bedijkt, maar waar bedijking beter achterwege had kunnen blijven. Dit soort plaatsen ligt te dicht tegen de diepe stroomgeulen van de Wester- en Oosterschelde. Kustondermijning was het gevolg en het aan leggen van een reeks van inlaagdijken, waarbij steeds weer een klein stukje polder aan de zee werd prijsgegeven, was geen oplossing. Het ver leggen van de Oosterschelde naar de Schouwse zijde tijdens de 14de tot de 16de eeuw heeft hier duizenden hectaren cultuurland doen ver dwijnen.3 De schuring van de Wielingen op de kust van Cadzand en Groede is een voorbeeld uit de 16de en 17de eeuw. Hier verdwenen zelfs volledige eilanden. Op beide plaatsen in de Delta is er automatisch sprake van het verdwijnen van nederzettingen. Ze zijn niet alleen aan het oog onttrokken, maar volledig verspoeld. Daarnaast hebben stormvloeden regelmatig tot grootschalige overstromingen geleid. Bekend zijn de stormvloeden van 1375, 1404, 1421 en 1424, waardoor de Braakman zich heeft kunnen uit breiden. Aan de Bevelandse zijde zijn vooral de stormvloeden van 1530, 1532, 1552 en 1570 verantwoordelijk voor het onder water blijven van tienduizenden gemeten cultuurland.4 In al deze gevallen is de mens er niet in geslaagd afdoende maatregelen te nemen voor dijkherstel. Soms was het gebrek aan goede wil (Lodijke 1530 en Oudt- Hontenisse 1509), maar vaak was er gewoonweg te weinig geld om dure reparaties uit te voeren. Deze bleven te lang uit en het herstel werd alsmaar duurder. In bepaalde gevallen volgden stormvloeden elkaar ook te snel op. De pas herstelde dijken waren dan nog te kwetsbaar. Nederzettingen die tijdens zulk zwaar weer verdronken, verdwenen niet in een dag of week, maar braken door de invloed van het getij gelei delijk af. Daarbij hielpen de voormalige bewoners het afbraakproces een stevige hand door bij laag- tij alle bruikbare spullen weg te halen, inclusief bouwmaterialen. 106 Genootschapsverzamelingen

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2004 | | pagina 24