Op de Solex door Algerië deelde drieëntwintig jaar leven en werk met Hans Warren.
Mario Molegraaf
Ze vertaalden samen uit het Grieks en stelden bloemlezingen samen.
Molegraaf verzorgt een wekelijkse rubriek over nieuwe
dichtbundels in de Provinciale Zeeuwse Courant.
Ook schreef hij artikelen over Griekse en Nederlandse literatuur.
Hij deputeerde eind 2004 als prozaïst met Het wekkertje van 23:34.
Op 17 september 2004 droeg Mario Molegraaf
de papieren nalatenschap van Hans Warren
over aan de Zeeuwse Bibliotheek. Diens schel
pencollectie werd geschonken aan het Zeeuws
Genootschap. Ter gelegenheid daarvan sprak
Molegraaf de volgende toespraak uit.
Hans Warren langs de kant van de weg. Het is een
weg in Algerije, zijn vervoermiddel is een Solex.
Hij schrijft: "Verspreid liggende takken met
enorme dorens van een of andere onvriendelijke
struik uit de makie speelden me parten: een lekke
band. Ik heb nog nooit zoveel getranspireerd
bij het repareren als onder die onbarmhartige
afrikaanse zon, en dan stond hij nog niet op
zijn hoogst! Twee grote, donkere roofvogels, het
leken me gieren, cirkelden om elkaar in het
trillende blauw. Ik keek de makie er nog eens op
na: ondoordringbaar, ineengestrengeld struik
gewas tot meer dan manshoog, rozen, bramen,
myrten, laurieren, en tal van gewassen die ik niet
kende.'
Het fragmentje dat ik voorlas, is te vinden in een
ongepubliceerde tekst van hem. Op de Solex door
Algerië heet het verhaal. Het is een van de ont
dekkingen die ik de afgelopen tijd in zijn literaire
nalatenschap heb gedaan. Hij gaat, zo schrijft
hij, op uitnodiging van Moukharik Ibn Abdallah
naar Algerije. Een jongeman die in voor lezers
van Hans Warrens werk vertrouwde termen wordt
beschreven: 'Donkerbruine ogen uit een smal,
edel gevormd arabisch gelaat keken verontschul
digend naar me op'. Hans wordt gastvrij ont
vangen in de hoofdstad Algiers en doorkruist het
nog door de Fransen bezette land op zijn Solex.
Hij is verrukt over het landschap van Kabylië. Hij
vertelt over de Algerijnse muziek 'met zijn opwin
dende ritmen en begeleidende scherpe zang'.
Hij proeft de fijnste dadels van de wereld, 'goud-
kleurig-doorschijnende, overzoete vruchten' die
deglet-en-noer (lichtvingers) worden genoemd.
Hij bestijgt een kameel die weigert zich in
beweging te zetten ondanks Hans' in het
Nederlands uitgesproken vermaning: 'Vort beest.
Vooruit dan, jongen.'
We horen het, we zien het, we proeven het. Zo
kennen we Hans Warren, de natuur, vogels in
zicht, op reis door Noord-Afrika. Zo kennen we
hem, de schrijver die zich in exotische streken
thuis voelde. Kennen we hem inderdaad? Het
wordt allemaal beschreven alsof wij erbij zijn.
Alsof hij erbij is geweest. Ja, ik heb reden het
Op de Solex door Algerië
135