pogingen om mijn reddeloze Hans te redden. Maar ons paleisje was een krotje geworden. Niets herinnerde aan de pracht en de schittering die ons omringden. Hans' wereld, een wereld door hem gemaakt, en wéér een wereld die nu is stukgemaakt. Leeg, leeg waren de tuinkamer, de eetkamer, de oosterse kamer, de zitkamer die ooit zo vol waren geweest. Dat gold zelfs voor de zolderkamertjes, mijn vrouw Iris en ik hebben dat ervaren toen we ze ontruimden. Het meeste dat we daar aantroffen is ook naar de Zeeuwse Bibliotheek gegaan. Nog weer later kwam ik er zélf bij, voor een paar dagen in de week tenminste, om te sorteren en bijzondere ontdekkingen te doen. Ik vond vele gedichten, een aantal verhalen, twee complete romans. Als, een zinlozer woord bestaat er niet. Maar door zijn onbekende proza zwicht ik telkens voor de verleiding het te gebruiken. Een vriend voor de schemering heet een van de teksten. Een titel die zich voortreffelijk leent om de status van het woordje 'als' te omschrijven. Als dit of dat zus of zo was gegaan: het blijft geschiedenis in de schemering, je bent een dubieuze vriend rijker. Maar je kunt in dit geval nauwelijks aan het gedachtespel ontkomen. Als de roman Een vriend voor de schemeringvoltooid op 29 december 1951, het jaar daarna was verschenen, wat zou er dan zijn gebeurd? In de Nederlandse literatuurhistorie is 1952 geen erg memorabel jaar. Alleen werd in de Eerste Kamer 'Oote oote oote/Boe/Oote oote', het gedicht van Jan Hanlo, aangehaald. De WD-er W.C. Wendelaar ergerde zich hevig aan 'dergelijke uitingen van decadentie'. De geachte afgevaardig de en zijn collega's zouden zich vermoedelijk veel meer opgewonden hebben over Een vriend voor de schemering. Want hoe begint dit verder zo romantische boek? Met 'Zuig je goed?' en andere vrijmoedige erotische vragen, met op Hans' Parijse ervaringen gebaseerde beschrij vingen van homoprostitutie. Wat de maatschappij als the lesser way of love zag, wordt met een ongenaakbare vanzelfsprekendheid voorgesteld. Als, als, als. Als deze roman wél een uitgever had gevonden, zou de loopbaan en het leven van Hans Warren er ongetwijfeld anders hebben uit gezien. Het manuscript en het typoscript wachten hier in de Zeeuwse Bibliotheek, samen met dui zenden andere papieren, op het moment dat ik ze zal catalogiseren en verder bewerken. Ik ben door mijn betrokkenheid de enige die deze taak kan verrichten. Maar door de drieëntwintig jaar dat Hans en ik samen leefden en werkten, ben ik er óók de minst geschikte persoon voor. Nog altijd is het een wrede confrontatie, een pijnlijke illusie. In de koele kluis krijg ik het soms heel heet, in mijn warme werkkamertje wordt het soms ijzig. Maar al te vaak lijkt het of hij nog spreekt, of wij nog bestaan, of de boekenfabriek van het Pijkeswegje nog in vol bedrijf is. Net echt en helemaal niet echt, even verwarrend en even bedrieglijk als de fictieve reis uit Op de Solex door Algerië. Hij is er niet meer, maar ik zie hem nog vaak. In een stil heiligdom in Griekenland, het land van zijn hart dat wij samen hebben bereisd. Ergens in Spanje, een geliefd land waar wij nooit waren. En ooit zal ik hem aantreffen op een hoogvlakte onder de onbarmhartige zon van het zuiden, een jongeman die langs de kant van de weg onhan dig aan een brommertje sleutelt. Twee grote roofvogels cirkelen boven ons, ik denk gieren. Op de Solex door Algerië 137

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2004 | | pagina 15