Richard Schilders overlijdt eind januari 1634 en wordt op de negenentwintigste van die maand begraven in de Nieuwe Kerk te Middelburg. Zijn typografisch materiaal wordt overgenomen door de Middelburgse drukker Hans van der Hellen. Politieke en godsdienstige situatie in Engeland ln Engeland was in 1558, na de korte regeer periode van Maria Tudor ('Bloody Mary'), Elizabeth I op de troon gekomen. Anders dan haar voorgangster was zij een vurig aanhangster van de Anglicaanse Kerk. Zij steunde die op alle mogelijke manieren en vergrootte ook de invloed van het staatshoofd en het hof daarin. De relatie tussen Engeland en Schotland was koel en zelfs bedreigend voor Elizabeth. Haar nicht Maria Stuart, die vurig rooms-katholiek was, werd door de katholieken in Engeland beschouwd als de wettige vorstin omdat het huwelijk tussen Elizabeths vader, Hendrik vin, en Anna Boleyn volgens rooms-katholiek recht onwettig was en zij dus geen troonopvolgster kon zijn. Zeker na haar excommunicatie door de paus kreeg zij in eigen land veel tegenstanders. Toen Mary Stuart na een staatsgreep en een korte gevangenschap naar Engeland vluchtte, werd ze gevangen gezet en in 1587 op last van Elizabeth onthoofd. Elizabeth ondervond in eigen land ook van protes tantse zijde tegenwerking. Zowel binnen als buiten de officiële staatskerk waren puriteinse gemeenten ontstaan, die zich afzetten tegen zaken als het gezag van de koningin over de kerk en de invoering van het Book of Common Prayer. Een aantal van hen stichtte in 1581 een separatistische gemeente in Middelburg. Elizabeth I is niet gehuwd geweest, en omdat zowel haar halfzuster Mary als haar halfbroer Edward kinderloos waren overleden, was James VI van Schotland, de laatste koning uit de Stuart dyna stie, de erfopvolger. Dat was een heikel punt voor Elizabeth omdat haar vader juist had geprobeerd de heerschappij over Schotland voor de Tudors te verkrijgen, door zijn toen vijfjarige zoon Edward te koppelen aan de een week oude koningin Mary van Schotland. Geen wonder dat ze geprik keld reageerde toen in 1601 een boekje opdook waarin de rechten van James vi op de troon van Engeland werden verdedigd. De klacht Op vier april 1601 komt de Engelse ambassadeur Gilpin4 met een klacht over Schilders bij de Staten-Generaal in Den Haag. ln de vergadering van die dag wordt daarover gedelibereerd.5 Het blijkt te gaan om een 'seker discours in twee delen, belangende de successie van den Coninck van Schotlant totte croone van Engelant' dat bij Schilders gedrukt zou zijn of in ieder geval bij hem te koop wordt aangeboden. De raadsheren van de Engelse koningin willen ook graag weten of Schilders zelf of iemand anders misschien, exemplaren naar Engeland heeft gestuurd. Zoals zij zelf ook veronderstellen is het boekje mogelijk gedrukt in Schotland. Gezien Schilders' relaties daar, met o.a. de dissidente drukker Waldegrave, ligt een link naar hem voor de hand. Natuurlijk zal bij deze veronderstelling meegespeeld hebben dat Gilpin in 1 585 en 1 586 secretaris was van de Engelse Stapel in Middelburg. Hij moet Schilders gekend hebben. Bijna zeker gaat het hier om een anoniem werkje dat in 1 599 werd uitgegeven onder de titel A treatise declaring the just title and righte of lames the sixt, King of Scotland, to the succession of the croun of England. Over dit werk later meer. De Staten-Generaal besluiten een brief te sturen aan Gecommitteerde Raden van de Staten van Zeeland waarin ze vragen om deze zaak uit te zoeken en hun daarvan bericht te doen. Uit de notulen van Gecommitteerde Raden weten we wat er verder gebeurd is. Pensionaris Van Santen van de Staten-Generaal komt de zaak op 13 april 1601 persoonlijk toelichten.6 Hij maakt de reis naar Middelburg wel vaker en neemt deze keer ook de gelegenheid waar om nog eens aan te dringen op uitbetaling van een hem toekomende vergoeding. Na overhandiging van de hierboven genoemde brief verzoekt hij de Raden de zaak met 'alle behoorende discretie ende ander consideratie van state' te behandelen. Gecommitteerde Raden komen onmiddellijk in actie en roepen Schilders vier dagen later op het matje.7 Hij verklaart dan dat hij het boekje niet zelf gedrukt heeft, maar dat hij er een twintig- of dertigtal gekocht heeft van een Schotse koop man, Pieter La House, uit Veere en nog enkele van diens neef, een makelaar, ook uit Veere. Hij heeft er maar drie of vier naar Engeland gestuurd en wel naar een boekverkoper genaamd Hans 148 Richard Schilders

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2004 | | pagina 26