Wauterelen aan het Saint Paul's Kerkckhoff
in Londen. Die had ze namelijk bij hem gezien
toen hij op doortocht was naar de boekenbeurs
in Frankfurt en had ze later op de terugweg van
hem gekocht. Een boekverkoper of drukker met
die naam heb ik niet kunnen achterhalen. Het
handschrift is ook niet erg duidelijk en mogelijk
wist de klerk niet zo goed raad met de uitspraak
van de Engelse naam. Het zou naar mijn mening
kunnen gaan om iemand die oorspronkelijk uit
Antwerpen kwam en gelijk met Schilders in
Londen woonde, namelijk Hans Woutneel of
ook Waldnelius genoemd. Van hem is bekend dat
hij op St. Paul's Kerkhof woonde en dat hij
regelmatig contact had met drukkers op het
vasteland.
Een paar exemplaren van het bewuste boekje zijn bij
Schilders' collega Barent Langhenes. De secretaris
wordt er onmiddellijk naar toe gestuurd om ze
op te halen. Schilders verklaart er alles bij elkaar
nog drie over te hebben. Die heeft hij meege
bracht en hij overhandigt ze aan de Raad.
De Staten moeten natuurlijk wel actie ondernemen,
maar hun uitspraak is een beetje merkwaardig.
Niet zozeer dat het Schilders verboden wordt om
zonder voorafgaande toestemming het predikaat
Drukker van de Staten van Zeeland te gebruiken,
maar hun afweging daarvoor. Over de eigenlijke
aanleiding wordt niet meer gesproken, maar hem
'wordt aenghesegt dat alsoemen bevindt dat
dagelycx veel beuselinge lichtveerdige liedekens
by hem worden gedruct met intitulae als drucker
vande heeren Staaten van Zeelant, datmen zulcx
verstaet nyet meer toe te laten
Generale Staten willen blijkbaar haast maken met
de zaak, want 19 april is pensionaris Van Santen
weer bij de Staten in Middelburg en informeert
naar de vorderingen van het onderzoek. Hem
wordt meegedeeld 'al tgene aireets gedaen was'.
Er staat in de notulen jammer genoeg niet bij
wat dat precies was en wat ze tegen Schilders
gezegd hebben. Verder wordt besloten de door
Schilders genoemde Pieter La House en zijn neef
de makelaar uit Veere te ontbieden. Dat La
House pas nu, na het gesprek met Van Santen,
wordt gehoord zou er op kunnen duiden dat dit
geen initiatief van de Staten is geweest maar dat
het gebeurd is op verzoek van de ambassadeur.
Die had er belang bij om te weten hoe de lijnen
tussen Schotland, Engeland en de Nederlanden
liepen.
Deze zaak heeft daardoor ook nog een ander interes
sant aspect. Op 24 april krijgt de genoemde
Pieter La House een briefje van de Raden waarin
hij gesommeerd wordt 'u by ons suit hebben
te vervoegen, metbrengende den maeckelaer
die getrout heeft u nichte Janneken'.8 Ook zij
worden door de Staten gehoord. Ze verklaren
dat ze in totaal maar vijf exemplaren van het
bewuste pamflet gehad hebben, waarvan ze er
vier aan Schilders hebben verkocht. Eentje
hebben ze zelf gehouden en leveren ze nu in
bij de Raden. La House verklaart verder dat de
boekjes hem zijn gestuurd door Jan Esmis
[Smith?] uit Edinburgh, die chirurgijn van de
Schotse koning zou zijn.
Met deze verklaring wordt volgens de notulen
genoegen genomen. Het verschil in de door hem
genoemde aantallen en de aantallen die Schilders
genoemd heeft is blijkbaar niet belangrijk.
We mogen wel aannemen dat Schilders dichter
bij de waarheid zit dan La House, die zijn
aandeel in de zaak zo klein mogelijk zal willen
houden.
Uit de poortersboeken van de stad Veere blijkt dat op
1 februari 1 594 een zekere Pieter (de) La Houche
als poorter wordt ingeschreven. Hij wordt inge
schreven als apotheker, maar is bijna zeker onze
Pieter La House die in 1601 fungeert als factor
voor de Schotse Stapel. Een factor behartigde
als zaakwaarnemer de belangen van de Schotse
kooplui. Hij onderhield contacten met de klanten
en regelde de opslag en het transport van
goederen. De Schotse Stapel was niet alleen
belangrijk voor de stad Veere, maar voor de
hele handel in de Verenigde Nederlanden.
Ook politiek, omdat de Generale Staten naast
de Engelse koningin ook de Schotse koning
te vriend wilden houden. Als factor zorgde
La House onder andere voor de bevrachting van
de schepen van en naar de Burg (Edinburgh)
in Schotland. Het zal voor hem dan ook niet
moeilijk geweest zijn om een ton met boeken
Schotland in of uit te krijgen. Boeken werden in
die tijd meestal als losse vellen verhandeld, en
een ton was een gebruikelijk verpakkingsmiddel.
Misschien kunnen we La House ooit nog eens
duidelijker aanwijzen als een van de relaties
tussen Schilders en zijn Schotse markt.
Het is mogelijk om met de summiere beschrijving van
ambassadeur Gilpin, het bewuste boekje op te
sporen. Volgens Gilpin was het een discours in
Richard Schilders
149