tot de Zeeuwse dialecten gerekend. Een ander moeilijk punt in de afbakening zijn de dialecten die in Oost-Zeeuws-Vlaanderen gesproken worden. Zij wijken af van de andere in Zeeland gesproken dialecten, en leunen meer aan bij de Vlaamse dialecten die in die buurt worden gesproken. Zeeland en de Zeeuwse dialecten zijn - zo blijkt - niet gemakkelijk onder één noemer te brengen. In het tweede hoofdstuk situeert Van üriel de Zeeuwse dialecten in een breder verband - ze zijn een onderdeel van de zuidwestelijke dialectgroep - en geeft hij een korte beschrijving van de negen dialectgroepen - van het Zeeuws- Vlaams tot de dialecten op Goeree-Overflakkee. Daarvoor gebruikt hij de parabel van de verloren zoon, die rond 1874 door Johan Winkler is opgetekend in een groot deel van Nederland. In de volgende hoofdstukken wordt ingegaan op de kenmerkende eigenschappen van de uitspraak, woordvorming en zinsverschijnselen. In het hoofdstuk over de klankverschijnselen worden enkele in het oog springende klanken uit het Zeeuws besproken: de lange aa van Arjaan, de oo van boom, de eu in zeumer en beuter. Verder komen ook korte klinkers, tweeklanken en mede klinkers aan bod. Van Driel vertelt hierin over de ontronding (pit i.p.v. put), het wegvallen van de r, s en 1, de ui en de ei die uu en ie worden, enz. Deze klankverschijnselen worden geïllustreerd aan de hand van de klankkaarten die ooit door of voor mevr. Ghijsen getekend werden voor het Woordenboek der Zeeuwsche Dialecten, en in iets modernere vorm in het Supplement op dit woordenboek zijn overgenomen. Het einde van dit hoofdstukje biedt een samenvatting van de besproken klanken, maar dient met enige voorzichtigheid behandeld te worden. Er bestaan immers nogal wat uitzonderingen, die je dan weer uit de tekst moet halen. Bij de woordverschijnselen gaat er veel aandacht naar de persoonlijke voornaamwoorden en de werk woorden. Het gebruik van ik en jie en mien en joe. Onregelmatige werkwoorden zoals hebben en zijn nemen een grote plaats in in dit hoofdstuk. Ook gaan en worden en het al dan niet weg vallen van de eind-n in werkwoorden komt aan bod. Ons bin zuunig is met behulp van deze twee hoofdstukken dus al verklaard. In het hoofdstuk over de zinsverschijnselen worden de driedubbele voornaamwoorden en de dubbele ontkenning uiteraard besproken. Het gaat dus over vormen als dat ènnenkik g'lóöfd; dad eisezie gegeev'n en ik én niks niemer of dad én ze me noojt nie gezeit. Ook de vervoegde vorm van ja en nee krijgt aandacht: belnêeët en beljaet. Een andere eigenaardigheid - er worden er nog meer besproken in dit hoofdstuk - blijkt het wegvallen van lidwoorden te zijn in constructies als in de schure en naar de kerk. Zeeuwen zeggen soms in schuur en nae kerke. Na het iets zwaardere werk komen we bij de woor denschat terecht. Een interessant hoofdstuk is dat over de woorden en hun betekenis. De keuze van de besproken woorden is natuurlijk heel sub jectief, maar het kacheltje is en blijft blijkbaar de nummer één voor Zeeland. Lo van Driel schetst hier de etymologie en de geschiedenis van het woord kachel, dat gebruikt wordt in West- Vlaanderen en op enkele van de Zeeuwse eilan den. De oorsprong moeten we zoeken in het Latijn. Het is in verband te brengen met het Engelse cattle dat op hetzelfde Latijnse woord capitale teruggaat. Verder komen ook kruum an de broek, neukedeunen, peeneuken, postekop, reepje-rapje, strange, ambras en petate aan bod. Interessant bij postekop is de verwijzing naar het zeldzame West-Vlaamse pastekop. Postekop komt volgens het Woordenboek der Zeeuwsche Dialecten voor in Schouwen-Duiveland en West- Zeeuws-Vlaanderen. Omdat het vooral in West- Zeeuws-Vlaanderen voorkomt, denkt Van Driel dat het net als het zeldzame West-Vlaamse pas tekop afkomstig zou zijn van het Latijnse pasta of het middeleeuwse paste. Het kan een mogelijk heid zijn, maar misschien moet onderzocht wor den of het West-Vlaamse pastekop niet net als postekop van persen afkomstig kan zijn. Het Zeeuwse gos is in een deel van West-Vlaanderen 162 Boekbesprekingen

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2004 | | pagina 40