immers ook gasen in de rest van Vlaanderen ges. Eenzelfde klankevolutie is wellicht ook mogelijk bij persen dat possenpessen en mis schien ook wel passen kan worden na het uitval len van de r. De overgang van pastekop naar postekop is misschien moeilijker te verklaren. Verder onderzoek zal dit moeten uitwijzen. In hetzelfde hoofdstuk bespreekt Van Driel iets min der uitgebreid ook Nederlandse woorden met een Zeeuws betekenisaspect. Of deze titel juist geko zen is, durf ik toch wel een beetje te betwijfelen. Wellicht is hier eerder sprake van woorden die ook al oorspronkelijk in het Zeeuws bestonden, maar later ook onderdeel van de Nederlandse standaardtaal geworden zijn. Van Driel behandelt in dit onderdeel bijvoorbeeld het woord foef, dat volgens Van Dale helemaal geen Nederlands standaardtaalwoord is, maar een gewestelijk woord. Wel standaardtalig is het verkleinwoord foefje. Ook kaveren staat niet in Van Dale. Caveeren is wel te vinden in het Woordenboek der Nederlandsche Taal (wnt), maar daar worden zowel de door Van Driel opgegeven standaard taalbetekenis als de andere - als Zeeuws aan geduide - betekenis zonder verschil in regionaal gebruik vermeld. Keutelen betekent zowel in het Nederlands als in het dialect 'zich met onbelang rijke dingen bezighouden' en 'treuzelen', en dat geldt ook voor de betekenis 'bits' en 'naijverig' voor pikant. Zo erg wijken deze Zeeuwse vormen dus niet echt af van het Standaardnederlands. Het boek is - zoals eerder al gezegd - geen volledig overzichtswerk waarin je alles over de Zeeuwse dialecten te weten komt, maar het is en blijft een leuk boek voor Zeeuwen en niet-Zeeuwen die iets over Zeeuwse dialecten en de geschiedenis van het Zeeuws willen weten. Veronique De Tier Verder bespreekt de auteur ook enkele woorden die min of meer als typisch Zeeuws beschouwd worden: aerebezems en frenzen, guus en juun ontbreken niet, maar ook woorden als effenaf, kakkernisje, katijf, kelf kuvelesse, stuitje, vanes- sentende - woorden die ook in de verkiezing van het meest typische Zeeuwse woord, gehouden in september en oktober 2004, werden ingezonden als typisch Zeeuws - komen aan bod. Van Driel sluit af met een lijstje woorden die ontleend zijn aan het Frans en een slothoofdstuk met dialect teksten uit de verschillende regio's, die vooral uit de Zeeuwse regioboeken zijn gehaald. Boekbesprekingen 163

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2004 | | pagina 41