Noten 1 J. v.d. Linde, Surinaamse Suikerheren en hun kerk. Plantagekolonie en handelskerk ten tijde van Johannes Basseliers, predikant en planter in Suriname 1667-1689. Wageningen 1966. Daarin zijn vijf brieven van J. Basse liers opgenomen. Cf. N. de Gaay Fortman, 'Eenige Mede- deelingen getrokken uit de Acten van de Classis Wal cheren over de Zending in Oost- en West-lndie', Tijd schrift voor Gereformeerde Theologie, S 2 jrg. 1 (1894) p. 334-340 en A.v. Schelven, 'Oud-hollandsche Zending in Suriname', Stemmen des Tijds, jrg. 8/3, Utrecht 1919, p. 283-299. 2 P.M. Netscher, Geschiedenis van de koloniën Essequebo, Demerary en Berbice, van de vestiging der Nederlanders aldaar tot op onzen tijd. Den Haag 1888, p. 343; p. 348. 3 Doeke Roos, Zeeuwen en de Westindische Compagnie (1621-1674). Pluist 1992. Cf. Indianen in Zeeuwse bron nen, transcriptie E. Molendijk-Dijk en M. Smulders, inge leid en toegelicht door F.v.d. Doe, A. Meijer en J. Schwartz, Middelburg 1992. 4 J. Schiltkamp en J. de Smidt, West Indisch Plakaatboek. Suriname l, 1667-1761. Amsterdam 1973, p. 3. 5 J. Warnsinck, Abraham Crijnssen. De verovering van Suriname en zijn aanslag op Virginië in 1667. Amsterdam 1936, Koninklijke Akademie van Wetenschappen, de Com missie voor Zeegeschiedenis iv, p. 119. 6 Idem, p. 134, A 2. 7 A.W. Marcus, De geschiedenis van de Ned. Hervormde Gemeente in Suriname. Paramaribo 1935, p. 8-9. 8 Leendert Joosse, 'De Westindische vaart en de kerk in West- Afrika en de Caraïbiën (1594-1674): de positie van predi kanten overzee en hun werk', Documentatieblad voor de geschiedenis van de Nederlandse Zending en Overzeese Kerken (DGNZOk), Kampen 1996, jrg. 3/1, p. 2-37 en zijn: 'Johannes de Mey over slavenhandel en slavernij', DGNZOK, Kampen 2003, jrg. 10/1, p. 29-51 en jrg. 10/2, p. 61-84, p. 61; p. 41. 9 J. v.d. Linde, p. 35. 10 Idem, p. 199-200. 11 Idem, p. 194. 12 Basseliers had een goede medewerker in N. Combé. Nicolaas Combé, commies van de West-Indische Compag nie, was in 1669 in Paramaribo aangekomen en was een trouwe helper als diaken en kerkmeester. Tot nu toe is een sectie van Paramaribo (Kleine- en Grote Combé en de Combé) naar hem vernoemd. Zo herinneren onder meer ook nog de namen 'Crijnssenstraat' en 'Fort Zeelandia' aan de Zeeuwse aanwezigheid. 13 J. Ort, Surinaams verhaal. Vestiging van de Hervormde Kerk in Suriname (1667-1800). Zutphen 2000, p. 67. 14 J. v.d. Linde, p. 182. 1 5 Labadisten zijn de volgelingen van de Franse ex-jezuïet Jean de Labadie (1610-1677). Hij werd Waals predikant in Middelburg en verzamelde rondom zich geestverwanten in huisgemeentes. De geleerde Anna Maria van Schurman en de schilderes Maria Sybilla Merian waren leden, even als drie zussen van de eerste gouverneur van de Geoctroy- eerde Sociëteit van Suriname, Cornells van Aerssen van Sommelsdijck. Vanuit het Friese Wieuwerd trok een groep naar de nieuwe kolonie en vestigde zich op de plantage La Providence, niet ver van de plantage van J. Basseliers. Het bedrijf liep niet en er kwam in 1712 een einde aan dit religieus experiment. 16 J.v.d. Linde, p. 74-75. Hierbij moet aangetekend worden dat het aantal christenen en Joden ongenoemd is. 17 Frank Dragtenstein, 'De opstand op Palmeneribo', OSO, 2004/2, p. 214-235, p. 216 noot 6. 18 J. Schiltkamp, p. 198-109. 19 Vóór de afschaffing van de slavernij per 1 juli 1863, was het voor slaven mogelijk vrijdom te krijgen. Dat werd manumissie, van de hand doen, genoemd. De overheid bemoeide zich ermee en vroeg geld van de eigenaar, die soms een slaaf de vrijheid gaf, voor bewezen goede dien sten. Dat alles wilde de overheid registreren. Ook kregen vaak kinderen van eigenaars, bij slavinnen verwekt, de vrijheid, net zoals de concubines van de witte eigenaars en administrateurs. Een van de voorwaarden die de over heid stelde, was dat de 'nieuwe vrije' lid moest worden van een christelijk kerkgenootschap. 20 Roepstem aan alle Protestantsche christenen in Nederland ter Afschaffing der slavernij in onze Oost- en West- Indische Bezittingen. Weesp 1853. 21 J.v. Toorenenbergen, Bevrijding der slaven en de evangelie prediking. Haarlem 1856, p. 19. 22 Okke ten Hove, Wim Hoogbergen en Heinrich Helstone, Surinaamse Emancipatie 1863. Paramaribo: slaven en eigenaren. Utrecht/Amsterdam 2004, p. 399; 388. 23 Toen in oktober 1862 de afschaffing van de slavernij per 1 juli 1863 officieel werd aangekondigd, moest een com missie de plantages langs om de aanstaande vrijen per plantage te registreren. Bij die gelegenheid werden ook familienamen gegeven. Dat zijn de Emancipatieregisters, die in Paramaribo, Bureau Bevolkingszaken, berusten. Voor iedere slaaf die vrijverklaard zou worden, zou de eigenaar 300 gulden ontvangen. Bij de uitbetaling in 1863 kon blijken dat intussen slaven waren overleden, waren weggelopen, of waren teruggekomen na een peri ode van afwezigheid, of melaats waren (die werden niet gecompenseerd). De documenten van deze actie zijn te vinden in het Nationaal Archief, Archief van de Algemene Rekenkamer. 24 Okke ten Hove, Wim Hoogbergen en Heinrich Helstone, p. 53. 12 Godt geheel Zeeuws

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2005 | | pagina 13