Drs. ing. T. de Kruijf e.a. (red.), Atlas van histori sche vestingwerken in Nederland. Zeeland. Utrecht, Stichting Menno van Coehoorn i.s.m. Walburg Pers, Zutphen, 2004. 296 biz., kaarten, geïllustreerd, verklarende woordenlijst, register. ISBN 90-5730-313-2. Prijs: 35,-. De afgelopen tien jaar is Zeeland verrijkt met ver schillende boeken over de vestingwerken in de provincie. Eén daarvan is de facsimile-uitgave van de stadsplattegronden van Jacob van Deventer, die in 1995 het licht zag. We treffen daarin beschrijvingen aan van A.P. de Klerk (Vlissingen, Middelburg, Westkapelle en Veere), F. de Klerk (Goes), A. Prinsen (Axel en Hulst), J. Zuurdeeg (Tholen, Sint-Maartensdijk en Reimerswaal), H. Uil (Brouwershaven en Zierikzee), 0. Hoogherhuis (Oostburg en Sluis) en D. de Vries (Aardenburg). Door hun kennis van zaken, hun specialisme in cartografie, de historische geografie of gewoon de historie van de plaatsen die ze hebben beschreven, zijn hun beschrijvingen waardevol. Tegelijkertijd blijkt, dat van nogal wat plaatsen de geschiedenis van de vestingwerken nauwelijks goed is bestudeerd. Het gaat hier vooral om de middeleeuwse verdedigingswerken van de plaats en. Vervolgens verscheen er een reeks van boeken van de hand van P. Stockman in samenwerking met A. Prinsen en P. Everaers over de belegering van Hulst in 1645 (1993), de verovering van Hulst in 1596 (1994) en de verdedigingswerken in oostelijk Zeeuws-Vlaanderen met aangrenzend Oost-Vlaanderen (1997). Het succes van deze publicaties leidde in 1999 tot een provinciale uitgave, die in 2001 nog werd uitgebreid. De ver dienste van deze publicaties ligt vooral in het populariseren van de vestigingwerken als wezen lijk onderdeel van het Zeeuwse culturele erfgoed, terwijl de Provincie eveneens wakker werd geschud en iets met de forten wilde gaan doen. Deze laatste belangrijke stap leidde in het kader van het Belvedere-denken tot het integreren van de forten en verdedigingslinies in nieuwe dan wel herziene visies op landschapsinrichting op grond van rapporten die zowel aan de Zeeuwse als aan de Vlaamse zijde werden samengesteld. Zowel het rapport 'Staats-Spaanse Linies...' (2003) als 'Forten en verdedigingswerken in het Oost- en West-Vlaamse Krekengebied' (2004) vatten samen wat bekend is van en over de forten en linies en presenteren desgevraagd een toekomstvisie. In 2004 verscheen dan ook de Atlas van de histori sche vestingwerken in Nederland: Zeeland. Voor de uitgevende instantie 'Stichting Menno van Coehoorn' een publicatie om trots op te zijn, want met dit boek is de inventarisatie van de vestingwerken in Nederland voltooid (blz. 7). Bovendien is dit boek een zo'n goed geslaagde uitgave, dat eerdere delen uit de reeks provincie- vestingatlassen, volgens de opzet die voor Zeeland is gekozen, herzien dienen te worden. Laten we eerst eens naar de opzet kijken. Het boek bestaat uit twee delen. Liet eerste gedeelte bevat een drietal inleidingen. Het tweede gedeelte, d.i. ongeveer 80%, bestaat uit de beschrijving van de verdedigingswerken. De drie inleidingen hebben de pretentie drie verschillende ontwikkelingen te beschrijven, namelijk het landschap, de politiek en de vestingbouw, maar het is welhaast on mogelijk deze drie zaken gescheiden te houden. Politiek, bestuurlijk en militair optreden vormen in feite ook een eenheid: macht en het aanwen den daarvan. Zo blijkt uit de tweede inleiding hoe weinig de auteurs met die Zeeuwse geschie denis vertrouwd zijn. Uit hun literatuurverwijzing blijkt hoe krampachtig zij brokken en stukken van de politieke ontwikkeling in en van Zeeland uit de algemene literatuur en Zeeuwse Encyclo pedie bijeen hebben gesprokkeld, terwijl er met uitzondering van noot 40 nauwelijks gebruik is gemaakt van typisch Zeeuwse (case)studies. Hun typering van de Middeleeuwen steunt niet op Dekker noch op Gottschalk, evenmin waren hun de publicaties van Kluiver, Priester, De Kraker en Van Cruyningen bekend. Er wordt veel goed gemaakt in hoofdstuk 3, maar daarin treffen we vele herhalingen en zaken aan die eigenlijk ook in hoofdstuk 1 aan de orde zijn gesteld. Bovendien treffen we in dit derde hoofdstuk op geen enkele wijze aan hoe nu zo'n aarden fort in de praktijk werd aangelegd. Wie deden dit, hoe lang deed men daarover, wat kostte de aanleg van zo'n fort, en andere vragen, blijven onbe antwoord. Kennelijk is daarover in de Zeeuwse situatie weinig of niets bekend. 34 Boekbesprekingen

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2005 | | pagina 35