De vestingbouw op Walcheren gaat voornamelijk over de drie grote steden en het fort Rammekens. Vaak wordt in Zeeland over de leemtelijst gespro ken, een lijst met onderwerpen die door vorsers nog niet of onvoldoende is onderzocht. Hoe interessant zou het niet zijn de middeleeuwse verdedigingswerken van de drie steden Middel burg, Vlissingen en Veere in samenhang te bestu deren. De auteurs laten zien dat daar kennelijk toch voldoende materiaal over aanwezig is, ondanks de verwoestingen in 1809 (Vlissingen) en 1940 (Middelburg). Zij doen hiermee enigszins recht aan het tekort in het boek, het middel eeuwse luik. Hoofdmoot in het boek vormen de verdedigings werken van Zeeuws-Vlaanderen. Dit begint met een algemeen stuk over de verdedigingslinies, waarmee al duidelijk wordt gemaakt dat de geschiedenis van de vestingwerken hier begint aan het einde van de zestiende eeuw. Het kaartje op blz. 136 geeft de linies weer, maar bevat niet de linies zoals die daarna worden beschreven. Dit is welhaast onmogelijk, omdat de krijgskansen in dit gebied tussen 1572 en 1645 nog al eens zijn gekeerd en het gebied daarna te maken kreeg met anderhalve eeuw Franse agressie. Eén kaartje laat dus geen ontwikkeling zien, maar geeft slechts een tijdsbeeld. Opvallend dat de forten Lillo en Liefkenshoek, die in 1 588 wel deel uitmaakten van het Committimus, niet worden behandeld. De beschrijvingen van de vestingen lopen zeer sterk uiteen, van summier (Biervliet) tot uitgebreid (Sluis) voor het westelijke deel. De opmerking van Goossens (blz. 181) dat er totaal niets meer van de verdedigingswerken te Oostburg rest, is twijfelachtig. De beschrijving van Stuij van de Passageule is voornamelijk gebaseerd op archief onderzoek. Hij vermeldt geen van zijn eigen publicaties, terwijl hij over hetzelfde onderwerp toch al meerdere malen heeft gepubliceerd. Voor het oostelijke deel valt eveneens op hoe sterk de bijdragen van elkaar verschillen. Terneu- zen en de Spaanse linie bezuiden Axel krijgen minder aandacht dan bijvoorbeeld Sas van Gent. Als kenner van de verdedigingswerken van ooste lijk Zeeuws-Vlaanderen beschrijft Stockman in dit boek nu voor de vierde maal deze materie. Zouden er na de uitgave van de Provincie Zee land van enkele duizenden exemplaren nu nog steeds lezers zijn die hiervan geen kennis hebben genomen? Hoe moeten we nu de vestingatlas van Zeeland beoordelen? Ongetwijfeld is het een boek met leesbare teksten, maar omvang en dieptebeschrij ving lopen sterk uiteen. De ene auteur beperkte zich tot bestaande literatuur, een ander greep de gelegenheid aan flink wat archiefonderzoek te doen. Ook biedt het boek veel treffende illustraties, waarvan het jammer is dat sommige niet in kleur zijn afgedrukt. Eveneens biedt het boek een inventaris van de verdedigingswerken in Zeeland tussen ca. 1570 en ca. 1810. Ander zijds is de inventarisatie niet voltooid, vormen de Middeleeuwen het grote hiaat, terwijl ook over de Napoleontische tijd lang het laatste woord niet is geschreven en de Tweede Wereld oorlog verdient zeker nog eens een grondige inventarisatiebeurt. Hiermee dekt de vlag de lading van het boek niet. Bovendien moeten er nog veel, vooral bouwkundige aspecten van de forten boven water komen. Na een stroom van publicaties over forten e.d. slaagt ook dit boek er niet in tot op de voet en duim nauwkeurig weer te geven hoe een gebastioneerd fort of een redoute was gebouwd. Gelet op de vele voorgaande publicaties over forten en verdedigingslinies in Zeeland, is het de vraag voor wie dit boek nu eigenlijk is uitgegeven. Voor het algemeen geïnteresseerde publiek? Maar dit heeft toch reeds al die publicaties over vestingwerken, die in het begin van deze recensie zijn vermeld? Kennelijk wilde de Stichting Menno van Coehoorn gewoon haar provinciereeks vestingatlassen voltooien. Dit is gelukt. Adrie de Kraker 36 Boekbesprekingen

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2005 | | pagina 37