om op 't spoedichste eenighe middelen onder hun te vinden, waermede sy een predicant ende schoolmeester zullen mogen onderhouden, opdat den godsdienst ende iver tot de religie in haer niet en verflauwe.'3 (Om z.s.m. geldmiddelen vrij te maken waarmee zij een predikant en schoolmeester kunnen onderhouden, zodat kerkdiensten en godsdienstijver in de kolonie niet zullen verminderen.) Eerste Nederlanders in Suriname De raadspensionarissen Johan de Witt van Holland en West-Friesland en Pieter de Huybert van Zeeland zijn de ontwerpers van het 'Suriname- project'. In 1651 waren Engelsen onder leiding van Lord Willoughby, die op het eiland Barbados plantages had, daar een nieuwe kolonisatie begonnen. Beide raadspensionarissen formeerden een kleine vloot ter verovering van gebieden aan de Wilde Kust van de Nieuwe Wereld om de Engelsen te bestrijden. Die vloot, onder leiding van de Vlissinger Abraham Crijnssen, vertrok op 30 december 1666. Daarmee werd Crijnssen de grondlegger van de Nederlandse dominantie in Suriname. Hij veroverde het gebied Suriname voor de eerste keer op 27 februari 1667 en daar na op 28 april 1668 voor een tweede maal na een tegenaanval van de Engelsen. Een van de capitulatievoorwaarden was: 'That the English shall have the election of their owne minister and that all persons of what nation soever have free liberty of conscience in matters of religion whose opinion and practice is not inconsistent with the government.'4 (Dat de Engelsen hun eigen predikant mogen kiezen en dat iedereen van welke natie dan ook, vrijheid van geloof zal hebben, indien mening en praktijk niet in tegenspraak met de overheid zijn.) In de Instructie van de Staten van Zeeland voor Abraham Crijnssen van 23-12-1666, wordt in artikel 53, het een na laatste, eveneens aandacht besteed aan religie. Van Crijnssen wordt ver wacht: 'Den voorn. Capiteijn Commandeur sal oock bovenal goet reguart nemen dat den H. Godts dienst wel en met behoorlijcke aendacht werde geoeffent

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2005 | | pagina 5