HL 14.1 en waergenomen, gevende aen den predicant die mede sal gesonden, een bequame plaets tot sijn logement en studie.'5 (De genoemde kapitein-commandeur zal er bovendien goed op toezien, dat de heilige godsdienst goed en met behoor lijke aandacht wordt beoefend; en zal de meegezonden predikant een comfortabele plek voor logement en studie verschaffen.) Vlootpredikant Abrahamus a Westhuysen, meege gaan met Abraham Crijnssen, schreef aan zijn broer S.V. Westhuysen een juichend verhaal over de verovering van Suriname. Hij merkte op dat Crijnssen veel geluk had bij die aanval omdat hij, hoewel die in de regentijd plaatsvond, alleen maar droogte had meegemaakt. De mensen zeiden dat 'Godt niet meer Engels, maer geheel Zeeuws was geworden.'6 De Zeeuwen noemden hun hoofdplaats Nieuw-Middelburg, later Para maribo geheten, als alternatief voor Thorarica, de hoofdplaats ten tijde van de Engelsen, stroom opwaarts gelegen. Inwoners van de kolonie had den allen dezelfde privileges. Wetten en akten moesten in het Nederlands ('Duytsch') en Engels gepubliceerd worden. Iedere burger mocht wapens hebben, 'Om syne neghers in dwangh te houden, ende sich tegens de Indianen, wilde beesten ende alle ander ongedierte te defenderen'. Godsdienstvrijheid en gelijkheid van religie werden beginsels. In de praktijk vielen bepaalde groepen, met name de Inheemsen en de slaven, buiten dit stramien. Vele uit Brazilië verdreven Joden kwa men naar Suriname, om plantages op te zetten. Zij hadden privileges, zoals een eigen huwelijks recht en de vrije uitoefening van hun religie. Het was voor de Zeeuwen moeilijk alles op orde te krijgen. Er waren voortdurend plakkaten en ordonnanties van overheidswege nodig voor een goede ordening van het sociaal-economische en politieke leven. De aanmaak van de kolonie ging, letterlijk en figuurlijk, het vermogen van de Zeeuwen tussen 1667 en 1682 te boven. Van daar dat de kolonie in 1682 verkocht werd, voor een derde deel aan de West-Indische Compagnie, Figuur 1. 'Stuk Van het Groot Vlaggen Eijlandt Waer op het Fort Zeelandia' (bijkaart van de Kaart van de rivier Essequebo). kzgw, Aanwinsten Zei. 111. 1 1624. L. Storm van 's-Graven- sande, 1749; J. Massol, 20 april 1761. Handschrift, in kleur, kopie, 75 x 108 cm. voor een derde deel aan Amsterdam en voor een derde deel aan de Zeeuwse familie Van Aerssen van Sommelsdijck, samen de Geoctroyeerde Socië teit genoemd. Bij de overdracht aan de Geoctroy eerde Sociëteit werd de kwestie religie, en de verantwoordelijkheid van de bewindhebbers daar voor, niet vergeten. Artikel 28 van het octrooi luidt: 'Dat voornoemde Bewindhebberen sullen moeten bezorgen, dat de coloniërs allen tijden sijn voor zien van een of meer Bedienaars des Goddelijken Woorts, nadat de gelegenheyt van de colonie het soude rnoghen komen te vereisschen ten einde de coloniërs en de verdere opgesetenen aldaar in de vreeze des Heeren, en de Leere ter zaligheit geleijdt en onderwesen mogen worden mits gaders tot het gebruyck der heilighe sacramenten bequame occasie hebben (Dat voornoemde bewindhebbers ervoor moeten zorgen dat de kolonisten altijd zijn voorzien van een of meer dienaren van het goddelijke Woord, als de kolonie dat zou vereisen; zodat de kolonisten en andere ingezetenen in de Vreeze des Heeren' en de 'Leere ter Zaligheit' geleid en onderwezen worden, en in de gelegenheid gesteld om op een goede manier de heilige sacramenten tot zich te nemen.) Vademecum en theologie In de zeventiende eeuw, toen de koopvaart van Holland zich effectief uitbreidde, ontstond een apart literair genre, namelijk de zeemansvade mecums. De Eriese predikant Adam Westerman is een van de eersten die een vademecum publi ceerde, met zijn Christelycke Zee-vaert (1611) en zijn Groote Christelycke Zee-vaert, in xxvt Predicatien, in maniere van een Zee-postille van 1635. Zeelui moesten beseffen dat God de heer van wind en regen is, Hij is de machtige. Dat vraagt om een godzalig leven in den vreemde. Deze vademecums waren weinig missionair van aard, maar wezen wel op de plicht van iedere zeevaarder tot uitbreiding van het Rijk Gods. Ook in Zeeland werd het genre van de zeevade mecums beoefend. De belangrijkste auteur was Godefridus Cornelisz Udemans (1581-1649), geboren te Bergen op Zoom. Toen hij pas 17 was, werd hij predikant te Haamstede. In 1602 werd hij te Zierikzee beroepen. In 1608 schreef hij zijn Christelijcke bedenckingen, die een geloovige siele dagelijcks behoort te betrachten. Hij wilde praktische handleidingen geven, zoals Geestelick Compas dat is nut en nootwendich Godt geheel Zeeuws 5

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2005 | | pagina 6