jj pFTTF 14.2 Botsende supervloeibare gassen door Tobias Tiecke Mijn afstudeerscriptie voor Experimentele Natuur kunde aan de Universiteit van Amsterdam bestond uit twee delen, een technisch deel over een uiterst precieze stabilisatie van een laser en een meer fundamenteel deel over de bestudering van Bose-Einstein-condensaten. Dit laatste spreekt het meest tot de verbeelding en daarom zal dit artikel verder daarover gaan. De scriptie was een verslag van het werk gedaan in de groep van Jook Walraven die gevestigd was op het fom- lnstituut voor Atoom- en Molecuul-fysica (amolf) te Amsterdam. lc Een Bose-Einstein-condensaat is een benaming van een bepaalde toestand waar een stof zich in kan bevinden, ledereen kent de drie toestanden ln van materie zoals deze hier op aarde voorkomen: vast, vloeibaar en gasvormig. Er bestaat nog een toestand (die niet vrij op aarde voorkomt) waar een stof zich in kan bevinden: een supervloeibare toestand, genaamd een Bose-Einstein-condensaat. Deze toestand is vernoemd naar Bose en Einstein omdat zij begin 1900 deze toestand voorspeld hebben. Sinds 1995 kunnen deze condensaten in laboratoria gemaakt worden en deze ontdekking door drie Amerikaanse wetenschappers is in 2001 met de Nobelprijs beloond. Om een voorstelling te krijgen wat deze toestand precies inhoudt zijn er twee aspecten uit de kwantummechanica nodig. Volgens de 'klassieke' natuurkunde stellen we ons de (sub)atomaire deeltjes voor als puntdeeltjes die zich gedragen als harde bollen (zie figuur 5,1a). De kwantum mechanica leert ons echter dat op hele kleine schaal (atomair niveau en kleiner) deeltjes geen puntdeeltjes meer zijn, maar kansverdelingen: de kans is groot om het deeltje op een bepaalde plek te vinden, maar er is ook een redelijke kans om dit deeltje net ernaast te vinden (figuur 5,1b). Het tweede aspect uit de kwantummechanica is de onzekerheidsrelatie van Heisenberg. Deze rela tie leert ons dat als een waarnemer de plaats van een deeltje heel nauwkeurig weet, hij fundamen teel gezien de snelheid niet ook nauwkeurig kan bepalen en vice versa. Als de deeltjes afgekoeld worden, komt hun snelheid steeds dichterbij nul en is dus steeds nauwkeuriger bepaald (de tem peratuur van een stof is tenslotte niks anders dan de snelheid waarmee de deeltjes bewegen). Als gevolg hiervan wordt de plaats waar de deeltjes zijn dus minder goed bepaald. Als de deeltjes vervolgens ook nog dicht op elkaar gedrukt worden gaan de kansverdelingen, van de eerst nog onderscheidbare deeltjes, overlappen totdat er geen onderscheid meer gemaakt kan worden tussen deze deeltjes (figuur 5,1c). Hier treedt er een overgang op naar één grote kansverdeling van alle deeltjes. Dit noemen we een Bose-Einstein- condensaat. Belangrijk hierbij op te merken is dat de deeltjes dus niet met elkaar binden, zoals bijvoorbeeld in een metaal, maar dat er funda menteel gezien geen onderscheid meer te maken is tussen de deeltjes. De grote kansverdeling die er ontstaan is, gedraagt zich exact hetzelfde als één kleine kansverdeling van één atoom, maar is door haar grootte experimenteel waarneembaar. Dit levert een fantastisch testbed om de kwan tummechanica te kunnen testen. mijn scriptie staat beschreven hoe we een con densaat in tweeën splitsen en vervolgens de twee nieuwe kleinere condensaten met elkaar in botsing brengen. De condensaten die we maak ten bestonden uit een atomair gas dat we in een magneetveld gevangen hielden en mani puleerden. Vermeldenswaard is dat deze manier van atomen vangen gebaseerd is op het Zeeman effect waar Pieter Zeeman de Nobelprijs voor heeft gekregen in 1902. De Zeemanprijs 53

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2005 | | pagina 15