Gaat een raket met twee motoren twee keer zo hoog als een raket met één motor (verdubbe ling impuls en stuwkracht)? door Jade Ottema lk bouwde vijf modelraketten, waarvan er vier meerdere keren zijn gelanceerd. Het kleinste model is 7 cm lang, 1,7 cm breed en weegt 24 gram; het grootste model is 75 cm lang, 10 cm breed en weegt 803 gram. lk kocht de motoren die ik zou gebruiken. In de vier kleinste modellen gebruikte ik steeds een B4-4 motor. Deze moto ren hebben tijdens de vlucht een gemiddelde stuwkracht van ca. 4 Newton en een brandtijd van ca. 1,2 seconden. Op het moment dat de stuwstoflaag opgebrand is, heeft het model een zeer hoge snelheid. De brandduur van de vertra gingslading zorgt ervoor dat het model verder kan glijden door de lucht en kan afremmen op de luchtweerstand en de aantrekkingskracht van de aarde voordat een bergingssysteem (bijv. een parachute) uit het model wordt gestoten door de uitdrijflading. Lange vertragingstijden zijn het best geschikt voor lichte modellen die een lange glijvlucht maken. Zware modelraketten vliegen meestal het best met een korte vertragingstijd, zodat wordt voorkomen dat ze gedurende de ver tragingsfase al over het hoogtepunt heen zijn en terugvallen naar beneden. De B4-4 motoren heb ben een vertragingstijd van vier seconden (de laatste vier in de typecode). Het grootste model heeft met een zwaardere motor gevlogen, type G40-7. Deze motor heeft een gemiddelde stuw kracht van 40 Newton en een totale impuls van ca. 90 ns, dus een brandtijd van ca. 2,25 secon den. Om een stabiele raket te bouwen moetje op twee punten letten: het center of gravity (cg; zwaarte punt) en het center of pressure (cp; drukpunt). De massa's links, rechts, boven en onder het cg zijn aan elkaar gelijk. Wanneer de raket kantelt in de lucht, draait hij daarbij altijd om zijn cg. Het oppervlak links, rechts, boven en onder het cp is even groot. Dit punt vind je door de oppervlakte van de doorsnede van de raket te berekenen en daarvan het midden te zoeken. De vuistregel is dat het cg 1 tot 1,5 keer de diameter van de raket boven het cp moet liggen, dan is het model stabiel. Door middel van een videocamera en door een grote meetlat heel ver van de lanceerplaats te zetten is het mogelijk om de hoogte van de modellen te meten. Maar dit is geen nauwkeurige methode, door alle meetfouten. De snelheid en versnelling aan het begin van de lancering kun je meten door van dichtbij te filmen. Het computerpro gramma SpaceCAD is speciaal voor modelraketten gemaakt en voorspelt de maximale hoogte, snel heid, versnelling, stabiliteit, enz. Conclusie. De vuistregel om een stabiele raket te maken is ruim genomen, er kan wel iets van 1 tot 1,5 keer de diameter tussen de cp en cg afgeweken worden. Het kleinste model kwam het hoogst (kleine massa, kleine diameter). Waarschijnlijk zal een raket met twee motoren hoger komen dan een zelfde raket met één motor, maar wel minder dan twee keer zo hoog, omdat de massa door de tweede motor is toegenomen. Het model met twee motoren ging inderdaad hoger, maar omdat er aan de achterkant van de raket gewicht bij was gekomen door die extra motor, moest de voorkant ook verzwaard worden, omdat de raket niet meer stabiel was. Figuur 6. Jade Ottema neemt oorkonde en couvert in ontvangst uit handen van professor Kox. Foto G. Breugel. Literatuur Anonymus. 'Onze beroemdste leerling'. In: Honderd jaar blokken. Zierikzee 1969. Everaers, Johan. 'Creatief met Zeeman'. Ballustrada jaargang 10 (1996), nummer 3. 'Plechtigheid te Zonnemaire'. Zierikzeesche Nieuwsbode 27 mei 1960. Lorentz, Prof. H.A. 'Nobel-Vorlesung'. Les Prix Nobel en 1902. Stockholm 1905. 'World Year of Physics', http://www.wyp2005.nl. De Zeemanprijs 55

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2005 | | pagina 17