En in een tijd waarin het streven naar besparing
nog onbekend was, gebruikte de pzem de achter
zijde van haar nota's om reclame te maken voor
elektrische apparaten, teneinde de Zeeuwen ertoe
te bewegen een aansluiting op het net te nemen
(blz. 13).
Bij de keuze van objecten is gestreefd naar een even
wichtige spreiding over de Zeeuwse regio's.
Verrassend zijn de primeurs die de mythe van
het altijd achterlopende Zeeland enigermate
ontzenuwen. Zo werd in 1875 te Vlissingen de
eerste 'waterfabriek' in Nederland gebouwd, een
destillatie-inrichting waarmee in een etmaal
27.000 liter drinkwater uit zeewater kon worden
gewonnen. In 1910 kwam het eerste Nederlandse
streekwaterbedrijf tot stand, de NV Waterleiding
Maatschappij Zuid-Beveland, die in 1912 met
de levering aan vrijwel alle Zuid-Bevelandse
gemeenten startte. In Dreischor werd in 1960 een
van de eerste 'Pasveersloten' in Nederland in
gebruik genomen; wie zich afvraagt wat een
Pasveersloot wel niet is, leze het aardige verhaal
over deze zuiveringsinstallatie op blz. 20. En tot
slot kan Goes nog altijd bogen op de allereerste
definitieve televisiezender in de Lage Landen,
de piek die sinds 1957 boven het Bevelandse
landschap uittorent.
Over ieder facet uit het verleden van industrie en
techniek lijkt de auteur goed geïnformeerd te zijn
en weet hij in beknopte vorm te vertellen wat er
te zien is en waarom het interessant is. In zijn
beschrijvingen heeft hij oog voor het opmerke
lijke detail maar verliest zich niet in technische
bijzonderheden die de gemiddelde lezer niet
zouden interesseren.
In het slotwoord wordt opgemerkt dat kerktorens,
monumentale panden en rustieke boerderijen
doorgaans meer tot de verbeelding spreken dan
een fabrieksgebouw of een oude schoorsteen.
Omdat de schoonheid van en het verhaal achter
dergelijke objecten dikwijls niet erkend zijn, zijn
al veel restanten van het Zeeuwse industriële ver
leden verdwenen. Ook daarvan geeft dit boekje
tal van voorbeelden. Franken wijst op de dreiging
van afbraak voor veel overgebleven objecten en
pleit voor meer waardering voor dit erfgoed. Liet
behoud ervan is belangrijk als herinnering aan
vroeger tijden. Het laat ons zien dat de voorzie
ningen die wij tegenwoordig zo vanzelfsprekend
achten, dat niet altijd geweest zijn. Daarnaast
verdienen veel objecten onze belangstelling van
wege hun architectonische vormgeving of de
gebruikte technieken. Zo gezien, is industrieel
erfgoed veel opvallender aanwezig in ons stads
en dorpsbeeld - en in de beleving van onze
omgeving - dan de klassieke monumenten uit
vroeger eeuwen die veelal zo veel meer aandacht
en bescherming krijgen. Na lezing van dit voor
treffelijke overzicht van wat Zeeland aan grote
en kleine monumenten van industrie en techniek
te bieden heeft, kan de lezer Franken alleen
maar bijvallen in zijn pleidooi voor waardering
en behoud van al het moois dat de vroege
Zeeuwse industrialisatie ons heeft nagelaten.
De afbeeldingen waarmee het boekje royaal geïllus
treerd is, zijn goed gekozen (functioneel in het
verhaal), juist geplaatst en doorgaans van uit
stekende fotografische kwaliteit. Op veel plaatsen
gaan de illustraties vergezeld van een uitvoerig
bijschrift in een grijstint kader, zoals de afbeel
ding van een meerpaal langs het Kanaal door
Walcheren op blz. 40 of de inmiddels afgebroken
Arnespoorbrug op blz. 28.
Met Op stoom! laat Toon Franken zien dat er tussen
het grote en gedegen overzichtswerk, zoals we
dat kennen van het Zeelanddeel uit de reeks
Monumenten in Nederland (Zeist, Zwolle, 2003)1,
en het hypercommerciële eri nogal oppervlakkige,
zij het op zijn manier ook verdienstelijke Zeeland
van Toen en van Nu dat uitgeverij Waanders
momenteel laat verschijnen2, nog een andere,
goed toegankelijke weg is om een breed publiek
opmerkzaam te maken op de markante sporen
van het industriële verleden in het - steeds meer -
post-industriële heden.
Frits Smulders
Noten
1 Besproken in Zeeland 12.4, blz. 155-157.
2 De eerste aflevering, Bewegend Zeeland (Zwolle, 2004),
is gerecenseerd in Zeeland 13.4, blz. 158-159.
78
Boekbesprekingen