Ten eerste waren er individuen die parttime zeerover
waren, waarbij vaak zelfs de ambitie ontbrak
om 'professional' te worden. In enkele specifieke
regio's echter, bijvoorbeeld ten zuiden van Singa
pore, zoals op de Riouw- en Lingga-eilanden,
bevonden zich gemeenschappen die zich hadden
gespecialiseerd in zeeroof.
Bij de tweede vorm was de lokale elite direct betrok
ken en was zeeroof een belangrijk middel van
bestaan voor de hele gemeenschap. Beide vormen
richtten zich vooral op het lokale scheepvaartver
keer en niet zozeer op Europese schepen. Niet
omdat de middelen hiervoor ontbraken, maar
vooral om het Britse en Nederlandse bestuur niet
tegen zich in het harnas te jagen en zo groot
schalig marineoptreden te riskeren.17
De derde vorm van zeeroof in de Indische archipel
was de meest gevaarlijke en richtte de meeste
schade aan. Strikt gesproken ging het hier niet
om zeeroof, maar om roof vanaf zee. Deze rovers
schuimden niet de zee af op zoek naar buit,
maar zochten hun prooi voornamelijk aan de
kust. Ze waren op zoek naar slaven. Hun hele
gemeenschap, inclusief het hof, was bij de
mensenhandel betrokken. De elite financierde
de expedities, de lokale bevolking bemande de
vaartuigen, terwijl slaven het land bewerkten en
visten tijdens de afwezigheid van hun eigenaren.
Berucht was de slavenmarkt van het Soeloe
Sultanaat - een eilandengroep ten noordoosten
van Borneo, op de grens van de Britse en
Nederlandse invloedssfeer. Dit soort zeeroof
vormde zo'n bedreiging, dat hele kuststreken
ontvolkt raakten toen veel mensen naar de veili
ger geachte binnenlanden trokken.18
Gedurende de negentiende eeuw zijn er ongeveer
duizend meldingen bekend van zeeroof. Dit komt
neer op gemiddeld één melding per maand, vari
ërend van het plunderen van een gestrand schip -
in de volksmond beter bekend als jutten - tot
het kapen van een schip op volle zee. Na 1900
liep het aantal meldingen van zeeroof sterk
terug.19
In 1815 nam het Koninkrijk der Nederlanden het
bestuur van de koloniën in Nederlands-lndië van
de Britten over. Schout-bij-nacht A.A. Buyskes, de
eerste commandant der Zeemacht in Nederlands-
lndië (1815-1819), zou direct beginnen met de
opbouw van een Koloniale Marine. Een belang
rijke taak voor de nieuwe organisatie was zee-
roofbestrijding. Later zouden ook schepen van de
Koninklijke Marine en de Gouvernementsmarine
hierbij betrokken raken.20 In de ruim duizend
gemelde gevallen van zeeroof zijn er zeshonderd
situaties bekend waarin er in een of andere vorm
actie heeft plaatsgevonden, zoals een ontmoe
ting, achtervolgingen en arrestaties. In totaal zijn
er ongeveer tweehonderd (straflexpedities uitge
rust.21 Eén zo'n expeditie betrof in 1843 Zr. Ms.
Phoenix met adelborst Hendrik Dirk Slegt aan
boord.
Het treffen van de Phoenix, 1 84322
ln het najaar van 1843 deed in Batavia het
gerucht de ronde dat er zich een bende zeerovers
zou ophouden in Straat Madoera, gelegen tussen
het eiland Madoera en Java's zuidoostkust. Dit
was opmerkelijk, omdat enige maanden daarvoor
succesvol jacht was gemaakt op zeerovers in de
wateren ten zuiden van Celebes (tegenwoordig
Sulawesi) en ten oosten van Java. Waarschijnlijk
ging het deze keer om een andere groep, die
geen weet had van de eerdere expeditie.
Op 27 oktober zond schout-bij-nacht J.P. Machielsen
(1782-1849), commandant der Zeemacht in
Nederlands-lndië en inspecteur der marine, het
stoomschip Zr. Ms. Phoenix naar Soerabaja om
zich daar te voegen bij de schoeners Zr. Ms.
Zephir en Zr. Ms. Egmondmet de opdracht op
te stomen naar Straat Madoera. Zr. Ms. Phoenix
stond onder commando van luitenant-ter-zee der
eerste klasse J.W. Stoll en had een bemanning
van 73 Europeanen en 22 Javanen. De eerder
genoemde M.H. Jansen, die kort daarvoor
eveneens op de Phoenix had gediend, omschreef
Stoll als 'kalm en bedaard'23. Adelborst Herman
Dirk Slegt was ook aan boord. Stoll en zijn
bemanning vonden de bestrijding van zeerovers
een eervolle opdracht.
Wegens ziekte van de commandant was de Egmond
te Soerabaja achtergebleven. Op 3 november
arriveerde de Phoenix, met op sleeptouw de
Zephir, te Soemanap. Aldaar werden bij de lokale
autoriteiten inlichtingen ingewonnen. Als tolk en
loods kwam de Soemanapper Maissa-Ambrang,
dat letterlijk zeekarbouw of zeestier betekent,
aan boord. De dag erna begon de feitelijke kruis
tocht tegen de rovers.
Al kruisende riep men de volgende dagen personen
in verschillende prauwen aan of ze iets verdachts
hadden gezien. Tegen de avond van 7 november
werd geankerd bij de oosthoek van het eiland
92
Schip Phoenix