moment. Een zelfde veralgemenisering geldt
ook voor de topografie. Zowel links als rechts
van de dijk die hier gebombardeerd wordt, ligt
een duinenrij en zo'n situatie bestond alleen
bij de Westkapelse zeedijk en niet bij Veere, bij
de Nolledijk of bij Fort Bammekens. Bovendien,
vanuit de feitelijke topografie van Walcheren
geredeneerd, zou je verwachten dat er in het
diepe perspectief vande prent toch een of twee
dorpen liggen, maar alleen helemaal rechts tegen
de duinenrij wordt er een dorp gesuggereerd
en zo ligt de nadruk helemaal op het lot van de
vluchtenden. De tegenwerping dat Melse mis
schien een landschap fantaseerde, is niet houd
baar. Hij kende Walcheren heel goed, hij bracht
jarenlang met zijn gezin de zomervakantie door
in Zoutelande, en hoefde hierover niets te fan
taseren.4 Het gaat dus niet om een feitelijk
verslag in duidelijke tijdsvolgorde en niet om
feitelijke topografie, maar om een samenvattende
verbeelding van het leed dat Walcheren trof.
Over de persoonlijke beweegredenen van Melse om
deze prent te maken is mij niets bekend en over
het ontstaan van het plan om de prent te laten
uitgeven valt ook niets meer te achterhalen.
Hoe dat alles ook geweest moge zijn, die uitgave
zelf kwam er. Op zaterdag 2 juni 1945 kondigde
een artikeltje op de voorpagina van het Zeeuwsch
Dagblad de prent aan met onder andere de con
statering dat de prent 'een treffende voorstelling
geeft van wat er toen gebeurde' en dat hij 'een
waardevolle herinnering vormt aan die bange
dagen'. Met andere woorden: hier werd een histo
rieprent gepresenteerd waarbij het 'memorie'-
aspect heel belangrijk was. Dat juist het Zeeuwsch
Dagblad dit nieuws bracht, wijst naar een duide
lijk Zuid-Bevelandse en protestantse context.
Het gloednieuwe Zeeuwsch Dagblad verscheen
vanaf 1 april 1945 bij Drukkerij en Uitgeverij
Oosterbaan Et Le Cointre te Goes, de kunstenaar
Johan Melse woonde in Goes en Weststrate, de
uitgever van de prent, woonde in Wemeldinge.
Alle betrokkenen waren protestant, al zij het van
verschillende gezindten. Het is op grond van
familieverhalen zeker dat Weststrate vaker zaken
deed met Oosterbaan Et Le Cointre, en ongetwij
feld kende ook Melse dit bedrijf. Het is overigens
frappant dat de Provinciale Zeeuwse Courant
de Middelburgse concurrent, nergens melding
maakte van dit initiatief en dat de initiatief
nemers geen advertentie in de pzc plaatsten.
Het genoemde krantenartikel bevat nog enkele ande
re interessante gegevens. Zo is er sprake van 'ori-
gineele handdrukken door den kunstenaar zelf
vervaardigd' en van 'afdrukken (die) nu aan het
publiek verkrijgbaar zijn gesteld'. De opbrengst
daarvan zou 'voor een belangrijk deel' naar de
getroffenen van Westkapelle gaan. Ook meldde
men dat er een exemplaar van de handdrukken
was aangeboden aan Koningin Wilhelmina,
'die dit welwillend heeft aanvaard'.5 Het artikel
vertelde niet waar de prent te koop zou zijn of
tegen welke prijs, maar op 9 juni 1945 stond
er in het Zeeuwsch Dagblad een advertentie
waarin Weststrate als uitgever de prent aanbood.
De prijs bedroeg fl. 30,-, waarvan fl. 10,- voor
Westkapelle bestemd was en de prenten werden
verkocht via boek- en kantoorboekhandels en
meubelzaken, in eerste instantie in Goes, Kapelle,
Yerseke en Wemeldinge. De advertentie vroeg
ook aanmeldingen voor wederverkopers in andere
plaatsen. Het netwerk groeide snel, want kort na
deze advertentie verscheen een krantenberichtje
met de aankondiging dat de prent nu ook op
27 andere adressen te koop was, hoofdzakelijk
op Zuid-Beveland, maar ook op Walcheren, op
Tholen en in Zeeuws-Vlaanderen. Hoogst waar
schijnlijk gebruikte Weststrate zijn netwerk in
Zeeland als grossier in verpakkingen en kantoor
behoeften om de verkoop van de prent te
bevorderen.
De vermelding van originele handdrukken en van
'afdrukken' voor 'het publiek' is niet zonder meer
duidelijk. Zeker is dat Melse eigenhandig een
serie van 25 drukte, waarbij zoals gebruikelijk
onderaan de prent het nummer staat en de
handtekening van de kunstenaar. Hij gebruikte
daarvoor een speciaal soort Japans rijstpapier.
Naast deze serie bestaan er ook afdrukken die
niet genummerd zijn, niet van een handtekening
voorzien, en niet gedrukt op rijstpapier maar op
een dikkere papiersoort. Vooral gezien de papier
keuze ligt het voor de hand dat deze serie bij een
gewoon drukkersbedrijf is gemaakt, hoogstwaar
schijnlijk bij Oosterbaan Et Le Cointre, die immers
ook als uitgevers van de krant bij dit project
betrokken waren.6 Uit het krantenbericht en de
advertenties valt overigens af te leiden wanneer
de linosnede en de drukken uiterlijk gemaakt
moeten zijn. Volgens de krant was de prent
al voor 2 juni 1945 aan Koningin Wilhelmina
aangeboden en op die datum waren er ook al
exemplaren van de niet-genummerde oplage
beschikbaar; de linosnede zelf moet dus uiterlijk
in de eerste helft van mei 1945 voltooid zijn.
De niet-genummerde oplage was op 2 juni waar
schijnlijk net gedrukt, want pas een week later is
104
Genootschapsverzamelingen