Joos van Ghistele, een Gentenaar, maar eveneens
afkomstig uit een Zeeuws-Vlaams adellijk ge
slacht (hij werd begraven in het familiegraf te
Zuiddorpe) maakte in dezelfde jaren 1481-1485
ook een reis naar het Midden-Oosten, maar even
min alleen om redenen van vroomheid. Zijn
geheime doel was het rijk van de legendarische
Pape Jan, dat hij situeerde in Ethiopië. Hij hoop
te een alliantie tot stand te brengen tussen
westerse en Ethiopische christenen. Tegen een
dubbele aanval, de westerlingen vanuit het noor
den en de Ethiopiërs vanuit het zuiden, zou het
islamitisch regime in Egypte onmogelijk bestand
zijn, verwachtte hij. De bevrijding van Palestina
zou daarna bijna als vanzelf gaan. Via Keulen,
Rome, Venetië en Palestina bereikte heer Joos en
zijn gezelschap Cairo, waar hij een onderhoud
had met de sultan, wellicht om permissie te
krijgen om via de Nijl naar het zuiden te reizen.
Deze toestemming werd hem vriendelijk doch
beslist geweigerd (hij bezocht dan maar de pira
miden van Aboesir, dat hij zo groot als Hulst in
Vlaanderen noemde). Een poging om via de Rode
Zee en Aden Ethiopië te bereiken had evenmin
succes; de emir van Aden, misschien op de hoog
te van zijn geheime plannen, ontzegde hem een
overtocht naar Eritrea. Ook een enorme omweg
via Cyprus, Syrië en Perzië liep op niets uit (in
Perzië werd hem verteld dat in het rijk van Pape
Jan de pest uitgebroken was). Uiteindelijk besloot
hij maar terug te keren. Pas in 1485 was hij, vier
jaar na zijn vertrek, weer terug in zijn geboorte
streek.18
De bekendste 'reiziger-spion' was Ghillebert van
Lannoye, die vanaf 1416 gedurende meer dan
dertig jaar kapitein geweest is van het kasteel
van Sluis. Heer Ghillebert was een toegewijd,
gedreven en actief ridder, die onder andere in
1403-1404 een grote reis over zee maakte naar
Cairo, Jeruzalem, Assyrië en Constantinopel.
Daarna nam hij deel aan militaire expedities
tegen de Moren in Spanje en de heidense Polen
in Letland. Hij had goede contacten met het
Engelse, Eranse en Bourgondische hof en van
wege zijn grote diplomatieke en militaire ervaring
vertrouwden de Engelse koning Hendrik v en de
Bourgondische hertog Eilips de Goede hem in
1421 een missie naar het oosten toe. Ghillebert
vertrok op 14 mei 1420 met zeven ridders uit
Sluis en keerde pas driejaar later terug. Het
verslag van zijn verkenningstocht leest als een
spannend jongensboek en was bedoeld om de
Franse koning over te halen zich bij het Engels-
Bourgondische bondgenootschap aan te sluiten
in een nieuwe grootse kruistocht tegen het
islamitische oosten. Door de vroegtijdige dood
van Hendrik v en twijfels over de haalbaarheid
is het bij plannenmakerij gebleven.19
Twee acute dreigingen en verzoeken om hulp van
christelijke leiders in Rhodos en Constantinopel
eind jaren dertig, begin jaren veertig van de
vijftiende eeuw leidden tot een hernieuwde
aandacht van de Bourgondische hertog voor de
'christelijk-islamitische kwestie.' Naar aanleiding
daarvan reisde Ghillebert op zijn instigatie in
1446 een derde keer af naar het oosten om
informatie te vergaren voor een juiste politieke
en militaire strategie.20
Filips' kruisvaardersenthousiasme heeft geleid tot
twee concrete anti-islamitische militaire operaties.
In beide fungeerde Sluis als startbasis. In 1438
gaf de Bourgondische vorst bevel tot het ver
zamelen van een vloot, die in eerste instantie
bedoeld was om de Portugezen en Byzantijnen
te helpen in hun oorlogen tegen respectievelijk
Tanger en de Turken.21 Filips veranderde het doel
van de actie toen hij twee jaar later, in 1440,
benaderd werd door de Hospitaalridders van
Rhodos. Zij voelden zich in toenemende mate
bedreigd door de Egyptische sultan Jakmak
as-Zahir, die de omgeving van het eiland onveilig
maakte met een grote vloot en de beschikking
had over scheepskanonnen en Grieks vuur. De
Bourgondische vloot voer daarom in hetzelfde
jaar onder leiding van admiraal Geoffrey de
Thoisy de haven van Sluis uit en zette koers
naar de Egeïsche Zee. Vanuit Rhodos vielen de
Bourgondiërs in 1442-1444 islamitische schepen
en Turkse en zelfs Noord-Afrikaanse kustplaatsen
aan. In augustus 1444 hielpen zij bij het afslaan
van een grote Egyptische aanval op het eiland. In
dezelfde jaren werd een laatste serieuze poging
van de verenigde Hongaars-Slavische strijdkrach
ten om de Turken uit de Balkan te verdrijven
afgeslagen. De toezegging van Filips de Goede
om de kruistocht maritiem door de Bourgon
dische vloot te ondersteunen was hiermee achter
haald en de Thoisy keerde daarom terug naar het
westen.22
De Bourgondische hulp bleek te kleinschalig en de
Turkse macht te groot. Acht jaar later (en zeven
jaar na de laatste reis van Ghillebert, de kapitein
van het kasteel van Sluis) volgde daarom het
onvermijdelijke: de verovering van Constantinopel.
Ondanks de schok die het officiële einde van het
Oost-Romeinse rijk en de eliminatie van het
belangrijkste christelijke bolwerk in het oosten
teweegbrachten, vond een pauselijke oproep tot
Oude relaties
85