lijkheden als zodanig. De voorzitter vraagt zich af
waar dat verdienstelijke wel in mag bestaan, het
is hem niet bekend. Het raadslid De Bruijne zegt
dat er geen reden voor is, bovendien is Ter Laan
hier maar kort geweest. Kortom: Ter Laan krijgt
zijn ontslag zoals gevraagd, maar dat is het dan
ook. Ter Laans schoonmoeder schrijft eind 1897
aan haar dochter, dat ze blij zal zijn als de kin
deren Sluis straks de rug toe kunnen keren... Ik
heb geen idee hoe het zit met deze tegenstrijdige
berichten, maar de kleinzoon van Ter Laan ver
moedt dat het politiek is: de burgemeester was
ar (een van de voorlopers van het huidige cda) en
vond dit rooie schoolhoofd maar niks.
De boekenkast in de woning in Sluis was dus het
duurste onderdeel van de eerste inrichting; hij
haalde net als Van Dale een reeks aktes en wilde
anderen graag veel kennis geven, maar anders
dan Van Dale deed hij dat niet zozeer via school
boekjes. Na een nog korte loopbaan in het on
derwijs - een carrière die P.J. Meertens onrustig
heeft genoemd en dus heel anders dan Van Dale
wiens carrière we dan als rustig-in-het-kwadraat
kunnen karakteriseren na een lange periode in
de landelijke politiek als Tweede Kamerlid en na
een burgemeesterschap - daarna pas werd deze
Ter Laan uiteindelijk de man die hij vooral in
zijn onderwijsperiode feitelijk al was: een door
geefluik van kennis, concreter geformuleerd een
samensteller van naslagwerken. Meervoud. Als het
om publiceren gaat, moeten we bij Ter Laan niet
kijken op een titel of druk meer of minder.
Het is een combinatie van factoren die Ter Laan
gemaakt heeft tot een naslagproducent bij uitstek.
Enerzijds is er de hoeveelheid energie die een
tot op hoge leeftijd gezonde Ter Laan in al deze
projecten heeft gestoken (in een hele reeks ency
clopedische woordenboeken op het terrein van
de vaderlandse geschiedenis, de folklore, de
letterkunde om maar iets te noemen) en aan de
andere kant de houding die hij daarbij hanteerde:
hij wilde mensen hulp bieden als een onderwijzer.
Hij was niet de onvermoeibare onderzoeker die
feiten natrok, nog eens natrok en teksten van
vroeger punctueel overnam en dat enkele malen
controleerde. Hij noteerde dingen, maar geregeld
zonder bronvermelding en als hij citeerde, dan
veranderde hij daarin moeiteloos, want het ging
hem om de kern en niet om wat hij het rand-
gebeuren beschouwde. Van Van Dale kan worden
gezegd dat hij met geleerden van naam corres
pondeerde, van zoiets is er bij Ter Laan geen
sprake.
Zo handelde hij ook met het Nieuw Groninger
Woordenboek. Dat begon te verschijnen in 1924,
het was in 1929 precies volgens plan klaar. Ter
Laan was een man van hét - maar ook van zijn
woord. Het is net als het Zeeuwse Woordenboek
van mevrouw Ghijsen een encyclopedisch naslag
werk, maar dan veel losser van toon en veel
bonter om niet te zeggen ongestructureerder
van inhoud dan dat van haar. Dat is overigens
commercieel gezien tegelijk de kracht van Ter
Laan, het wordt tot op de dag van vandaag
herdrukt.
Laten we Ghijsen en Ter Laan kort naast elkaar
leggen en wel de bladzijde waar woorden met
'molen' op voorkomen. Molen wordt zowel
in het Zeeuws u als in het Gronings geschreven
als meulen. En in beide taalgebieden is het een
object van belang geweest, afgaande op de grote
hoeveelheid samenstellingen met dat woord aan
het begin ervan. Twee algemene impressies van
het Zeeuwse woordenboek woTden duidelijk op
bladzijde 587: er staan praktische illustraties in,
Figuur 2.
Bladzijde uit Nieuw Groninger Woordenboek
K. ter Laan, Groningen 1952 (2e ed.).
Meulenbaarg.
De meulen is deur de vang er is
geen houden meer aan. De vang is de
klem. waarmee de molen wordt vastge
zet. Hai het n klap van de meulen beet
hij is niet goed wijs. Ale meulens
vangen wind alle mededingers
nemen een deel van de verdiensten
MEULENBAARG molenberg, 'T ME.U-
LENHAIM.
MEULENHOES, o. woning van de mo
lenaar.
MEULENHOEZEN. streek tussen Elens en
Menneweer bij Ulrum.
MEULENHÖRN deel van 't dorp met
de molen. Ook oude naam van Over-
schild.
MEULENKELONIE meulenpölder.
1.
Vair ölle wieven
Kinnen kander nait kriegen,
Hou hoarder dat ze lopen,
Hou meer dat ze verkopen;
Hou hoarder dal 't waait,
Hou mooier dal 't gaait.
2.
Ik zag vair ölle wieven,
Dij konnen nander nait kriegen
Al lopen ze ook honderd joar,
Ze blieven gelieke wied van mekoar.
MEULENSCHÖT, o. de meulenlasten.
MEULENSPUL, o. molenspel. een vorm
van hök-stök-blók. Twee kinderen spe-
Fig. 145. 't Meulenspul.
MEULENLASTEN'T MEULENSCHÖT
de belasting voor de polderbeïna-
ling.
MEULENPEERD, o. 1°. 't molenpaard;
2°. grote sterke vrouw.
MEULENPÖLDER polder, die door een
molen bemalen wordtj ook meulenke-
lonie. Zie póider.
MEULEN RÉKEN 1°. molenrekening;
2°. vergadering der ingelanden, om die
rekening vast te stellen. Hai was zo
doen as n pöldervolmacht op n meulen-
rekendag.
MEULENRIEG buurt bij Kloosterbu
ren.
MEULENROU molenwiek, d.w.z. n
meulen het twij meulenrouden. Hai het
n slag van meulenrou had hij heeft
ze niet alle zeven, 't Raadsel van de
meulenrouden:
len op bijgaande figuur; ze moeten drie
kruisjes of oogjes in één rij zien te
krijgen, wat de tegenpartij tracht te
beletten. Vaak ook legt men een cent
of een knoop op de snijpunten.
MEULENSTAIN molensteen, n Koart
öl n meulens lain! uitroep bij 't kaart
spelen, als een van de spelers te lang
draalt. Hai het niks liggen as hail iezer
en meulenstainen hij steelt alles wat
los en vast is. 't Is gain meulen-
stain! je kimt het gemakkelijk mee
nemen.
MEULENSTREEK, buurt bij Wetsinge.
MEULENTJE, o. 1°. molentje. Mil meu-
lentjes lopen niet recht snik zijn;
2°. (Old. en Ww.) de dagkoekoeks
bloem.
MEULENWIEK, MEULENSLOOT de
molentocht, voor de afwatering van de
138
Open de sluis': Ter Laan en Van Dale