vooral uit de ambachtelijke sfeer; en mevrouw Ghijsen geeft veel lokale aanduidingen, eerst regio's die ze vervolgens tussen haakjes als het ware bewijst door plaatsnamen te noemen. Bladzijde 534 uit het Groningse woordenboek laat aan het plaatje alleen al zien dat Ter Laan ook folklorist was, met royale aandacht voor spelletjes. Ambachtelijke illustraties komen er zeker ook in voor, maar in dit opzicht is Ter Laan veel bonter en dus minder zakelijk-in formatief dan Ghijsen. Zie bijvoorbeeld het opgenomen raadsel in twee varianten. Dat laat ook zien dat het de vraag is of er nu twee of vier molenwieken moeten worden onderscheiden, maar dat voert nu even te ver. Precieze plaatsaanduidingen zien we hier niet in de dialectgeografische context, wel ruimere streken, nog net onder 'meulentje', rechtsonderaan. Toen Ter Laan voor de verschijning van de eerste druk om subsidie vroeg aan de Provincie Gro ningen werd hij in de debatten in het provincie Figuur 3. Bladzijde uit Woordenboek der Zeeuwsche Dialecten. H.C.M. Ghijsen, Amsterdam/Brussel 1979. meulenaerseten 5 de kinderen meidoornbladeren a. d. mei kevers voeren, meulenaerscten bladeren v, d. meidoorn: (Mdb.; Amd.; Osb.; Grij.); Z.B. (Hkz.); T, (Anl.); Z.V.W. (Bks.); Oil. (Mdh.; Smd.). Zie: meulenaersblommen. meulenaersschep een grote schep: 'n meu- lenaecs(enz.)schep neme(n): onbeschei den veel nemen: m.m. W. (Ok.; Grij.): Z.B. (Kwd.; Wmd.); N.B. (Col.): T. (Po.): Phi.; Sch. (Dsr.)Z.V.W. (Rtc.). Aant.: oudtijds mocht de molenaar uit iedere zak, die hij voor de boer maalde, mculenaertjes enz.: kleine wijtingsoort, ge bakken gegeten: m.m. Alg. meulenbèrg hoogte waarop de molen staat: W. (Osb.): Z.B. (Wolf.; Hkz.); Z.V.W.; L.v.Ax.; L.v.H.; Hit.; Wdo.; meulenbeirg: PI.; meulbèrg geg. d. Z.B. (Ktk.; Ktg.i Ier.); T.; verg. eigennaam v. e. deel der Middelburgse grachten de Molenberg. Zie: meulhoogte; meulwal. meule(n)stêên, molesteên molensteen: mm.. Alg.; de vorm meulstéên zeld., geg. d. Ktg.; Ier. Uitdr.: Hie gaffer 'n paer as meulestêê' ncn: hij uitte een paar zware vloeken: Odp. meulhoagte hoogte waarop de molen staat: G. (Gdr.); meul'óögte: L.v.H.; mooi'' 'oagte: Sch.-D. (Kwv.; Elm.; Ng.; Ow.). Zie: meulenberg; meulwal. meulkacre wagen (kar) v. d. molenaar: W. (Osb.; Rtm.; Ok.; Grij.; Aag.); Z.B.; N.B. (Col.); T.; Phi.; D. (Oti.; Nwk.; Bns.): L.v.Ax. (Ax.; Nz.); G. (Gdr.); mculenkarce: Z.V.W. (Bks.; Cz.); L.v.Ax.; meulekar: L.v.H. (Lam.; Gra.; Ksz.); meulenaorskacce; Bvt,; 1 meutele(n) Adb.; rnoolkarre: Kwv.; Srd. Zie: meul- waegen. meulpadje zie onder meulwegje. 'n meulpaerd lett. molenpaard, ook gebr. .voor: grote, plompe vrouw: W. (omg. Mdb.; Osb.; Kod.; Ok.; Dob.; Wkp.); Z.B. (Ktg.; Ier.; Kn.); N.B, (Wsk.); T. (Anl.); Phi.; D. (Bns.); Z.V.W. (Bvt.; Rtc.); Wdo.; G.; Ofl. (Mdh.; Smd.); meulepjaerd: L.v.H.; meulepaerd: Azn.; moolpaecd: Sch. (Srd.; Bh.; Kwv.). meulstel draaischijf onder voorstel v. e. wagen: zeld., geg. d. W. (Wkp.); Z.B. (Ha.; Bid.); verg. de meule(n) v. d. waegen. Zie: ronsel, zwêek(e). meulwaegen, -waogen wagen, kar v. d. molenaar: m.m. W. (Mdb.; Osb.; Rtm.; Srk.; Ok.; Grij.; Dob.; Aag.); 2.3. (Wolf.; Gs.; Hkz.; Kpl.; Wmd.; Kn.; Kb.; Ril.); T. (Scherp.; Anl.; Po.); Phi.; D. (Oti.: Nwk.); Z.V.W. (Bks.; Cz.; Rtc,); L.v.Ax. (Ax.); G. (Gdr.); Ofl. (Mdh.; Smd.; Azn.). Ook: meulewaegen geg. d. omg. Mdb.; Mdh.; Smd,; moolwaegen: Sch, (Kwv.; Srd,; Dsr.; Rns.; Serk.); molewaegen: Sdb.; Rns.; meulenaerswaogen geg. d. Adb. Zie: meulkarre; mulderskerre. de meulwal hoogte waarop de molen staat: W. ('Osb.; Kod.; Vre.; Gap.; Srk.; Ok.; Dob.; Wkp.); Z.B. (Hkz.); Z.V.W. (Bks.); t' meulwal: Aag. Zie: meulen~ berg. mcuhvegje paadje naar en langs de molen: W.; Z.B.; N.B.; T. (Tin.; Anl.); Phi.; D. (Bns.); G. (Odp.); Ofl.; meuleweg- je: Z.V.W.; ook meulwegt: Mdh.; Smd.; moolwegje (-weegje): Sch. (Bh.; Rns.). Aant.: ook meulC'(mole')wegje komt m.m. Z.eil. voor, evenals meul(e) padje; minder gewoon: meuldreve, geg. d. Hkz. meut gezicht (vooral v. e. kind): L.v.H.; 'n meut trekken: een gezicht trekken; Kom es 'ie:r, dak ou meut es afkuis: Lam.; 'Oud-ou meut, gij: houd je mond: L.v.H. Zie: wezen. 'n meutje: een ingevallen mond: L.v.H.; zeld. ook W. (geg. d. omg. Mdb.; Vwp,); misschien hierbij ook: an je meut (verwensing) loop heen!: L.v.H.; G. meut(e); 'n ouwe mcut(e) treuzel, zeme laar man of vrouw): zeld. Z.eil. (geg. d. omg. Mdb.; Srd.); G.; Ofl.; Aant.: e-uitg. geg. d. Srd.; Mdh.; Smd. Uitdr.: Is die man je meutje: bedoel je die: Mdh.; Smd. Mogelijk behoort dit wrd. bij meu: tante, zie onder moeie. mcutele(n) 1. prutsen, morrelen: N.B. (Kam.); T.; Scherp.; Po.); Phi.; Sch.-D. (Kwv.; Bh.; Ng.; Bns.); L.v.H.; Wdo.: G.; Ofl. (Mdh.; Smd,); ook langzaam, knoeierig werken: a. bov.: Sakke, 'ellapd- huis links ingehaald door een vrouwelijk Statenlid dat vond dat men het geld voor zo'n boek beter onder de armen kon verdelen.4 Het is hetzelfde argument als mensen tegen de Vrijlandbeweging hadden aangevoerd: waarom voor veel geld naar Kenia als bij ons nog niet alle 'woeste gronden' ontgonnen zijn. Provinciale subsidie werd er dus niet voor gegeven in 1924, bij de tweede druk is dat 30 jaar later goed gemaakt. Sinds 1952 is er geen nieuwer Gronings woordenboek van omvang gekomen - en dat is misschien wel het belangrijkste compliment aan Ter Laan en het bewijs voor de kwaliteit ervan: zoiets is kennelijk niet nodig geweest. in de correspondentie van Ter Laan - anders dan Van Dale - ging het dus niet opvallend veel om uitwisseling van informatie met geleerden van naam, ofschoon zijn woordenboek door velen is gebruikt, waaronder voor het grote WNT. Ter Laan correspondeerde overigens zeer veel, onder meer met P.J. Meertens. Om bij hem te komen, bewan del ik graag even een zijpaadje, dat zich om enkele redenen vanzelf aandient. Ter Laans leven is door Meertens beschreven voor de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde en ik vind daarjuist door de gedetailleerdheid warmte uit stralen, ook al ben ik het met Meertens' kritiek op de tweede druk van Ter Laans grote woordenboek oneens.5 Beiden deelden interesse voor de volks kunde en in zoverre is het geen wonder dat Ter Laan en Meertens samen de paranimfen waren bij de promotie van Tjaard de I laan. Meertens' rol op het later naar hem genoemde instituut in Amsterdam maakte het hem in 1952 mogelijk om Ter Laan op een kandidaat te attenderen toen daar naar gezocht werd in het kader van de nieuwe leerstoel Nedersaksische taal- en letter kunde. Dat K. Heeroma dit is geworden dankt hij naar mijn indruk aan een tip van Meertens aan Ter Laan, die de centrale ijveraar voor die leerstoel was geweest.6 Ik weet niet precies wanneer Ter Laan met dat Gro ningse woordenboek is begonnen - kan iemand beginnen die altijd bezig is? in 1897 (toen Ter Laan bezig was afscheid te nemen van Sluis) is de man overleden die voor Ter Laan een Groninger woordenboek maakte, LI. Molema. Misschien is het einde van Molema het begin van Ter Laan - en staat Sluis aan het begin van Ter Laans woordenboekmakerij. Misschien is dat te mooi om waar te zijn. Aan de school waar Van Dale hem ooit voorging, zou dan opnieuw een woordenboekmaker gestaan hebben. Maar dus eentje van een ander soort en niet met die 'Open de sluis': Ter Laan en Van Dale 139

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2005 | | pagina 21