zinvol woord om een persoon te noemen die
zich ergens blijvend ging vestigen om er aan
landbouw te doen en er woning en stallingen te
bouwen (in tegenstelling tot vele anderen die
nog geen vaste verblijfplaats hadden en leefden
van jacht en visvangst). Toen er meer mensen
aan landbouw gingen doen, gingen ze ook
'bouwen' en om veiligheidsredenen liefst dicht bij
een andere boer: ze werden buren! Buur is dus
een jongere, afgeleide vorm met een afgeleide
betekenis: 'hij die naast mij bouwt'. Dit is een
mooi voorbeeld van hoe een betekenisverschui
ving ook gepaard ging met een klankuitsplitsing:
de nieuwe betekenis werd voortaan afleidbaar
uit de nieuwe klankvorm.
Met deze voorbeelden hebben we getracht onze
beginstelling te onderbouwen: woorden hebben
een erg veranderlijke klankvorm en betekenis.
Verschuivingen op beide vlakken kunnen de oor
sprong of etymologie van een woord zwaar
camoufleren en de etymoloog helemaal de ver
keerde weg op sturen. Vooral als van een woord
de relatie tussen klankvorm en betekenis erg
ondoorzichtig geworden is (bijv. een ontlening
aan een taal die men onvoldoende beheerst), kan
de gewone taalgebruiker proberen er een nieuwe
'doorzichtigheid' aan te geven via allerlei 'gekke'
klankveranderingen. Dat noemt men volksetymo
logie. Allereerst een paar 'beroemde' voorbeelden
uit Vlaamse dialecten: (h)alvendans is een term
uit het kaartspel whisten (in het dialect wiezen,
ook een voorbeeld van volksetymologie!) met
de betekenis 'op je eentje negen slagen halen;
overvloed dus en dat brengt ons bij het Franse
abondance. Koeketiene (vooral Gents) verwijst
niet alleen naar de kaart 'ruiten (Vlaams koeken
tien', maar ook naar een vrouwelijke bijzit (wat
in het Frans een concubine is).
Er staan ook verscheidene Zeeuws-Vlaamse pareltjes
in Debrabanderes prachtig woordenboek:
Impersant (betekenis 'intussen') is een vervor
ming van het Franse en passant (letterlijk 'in het
voorbijgaan' en dus ook 'intussen'). Stikkeleren
(betekenis: 'gebaren maken') is een verkorte
vorm van (alweer) Frans gesticuler (met dezelfde
betekenis). April (al eerder genoemd, uit het
Oudfrans apareilheeft ook een doorzichtiger
nevenvorm opril gekregen, omdat zo'n schuin
oplopende weg op een dijk je nu eenmaal naar
boven brengt;
En nu komen we helemaal terug tot ons uitgangs
punt: etymologisch onderzoek is ongeveer de
moeilijkste en zeker de bedrieglijkste tak van
de taalwetenschap. De voorbeelden tonen -
dat hoop ik althans - aan datje allereerst over
een ruime cultuurhistorische bagage dient te
beschikken. Je kunt immers moeilijk over vroe
gere betekenissen en betekenisverschuivingen
uitspraken doen als je onvoldoende zicht hebt
over de vroegere achterliggende werkelijkheid.
In tweede instantie moetje over een brede
taalkundige vakkennis beschikken: inzicht in de
vroegere klankwetten en de historische klankleer,
vertrouwdheid met de leer van de woordbetekenis
en haar verschuivingsmogelijkheden, kennis van
vele dialecten en van vreemde talen, enz. Ten
derde is een grote dosis gezond verstand geen
overbodige luxe als je niet op een van de zovele
dwaalwegen terecht wil komen.
Het etymologisch onderzoek heeft vooral in de
negentiende eeuw een veel solidere wetenschap
pelijke basis gekregen toen via het historisch ver
gelijkend taalonderzoek (de zgn. indogermanis
tiek) allerlei historische en prehistorische klank
wetten blootgelegd werden. Voordien was de
zoektocht naar de oorsprong van woorden vooral
overgelaten aan het domein der fantasie en dat
gaf aanleiding tot de wildste verhalen. Ik besluit
dit artikel met een beroemde fantasie over de
herkomst van onze taal, die vroeger ook wel het
Diets genoemd werd (wat etymologisch 'volkstaal'
betekende en contrasteerde met de geleerdentaal,
het Latijn). In zijn lijvig werk Origines Antver-
pianae (1 569) beweerde een Brabantse humanist
Goropius Becanus Van Gorp uit Beek) dat het
Nederlands de oudste taal van de wereld was en
zelfs al door Adam en Eva in het aards paradijs
gesproken werd. Zijn belangrijkste 'argument'
voor deze 'theorie' putte hij uit een zeldzamere
nevenvorm van de term Diets, nl. Douts, wat
volgens hem niets anders kon betekenen dan
'd'outste' ('de oudste')...
Etymologieën zijn alleen maar veilig in de handen
van echte vakmensen. Een daarvan is dr.
Debrabandere, van wie we het gloednieuwe
Oost-Vlaams en Zeeuws-Vlaams etymologisch
woordenboek in dank aanvaarden.
Noot
1 Dr. Frans Debrabandere, Oost-Vlaams en Zeeuws-Vlaams
etymologisch woordenboek. De herkomst van de Oost- en
Zeeuws-Vlaamse woorden. Amsterdam/Antwerpen 2005.
144
Over de herkomst van dialectwoorden