lijk geïsoleerde gebied heeft dat woord natuurlijk
niet zelf verzonnen, maar ook ontleend aan zijn
zuiderburen en dat ging over land of over water.
Er moet dus eenmaal een groter kachel-gebied
uit één stuk geweest zijn. Maar toen is er een
nieuw woord veulen opgekomen, althans in dit
gebied vertoont het zich en dat heeft een wig
gedreven in het kachel-gebied, met als gevolg
twee afzonderlijke kachel-gebieden. Dat laatste
moet zich afgespeeld hebben vóór de 16de eeuw.
Een andere mogelijkheid is dat veulen en kachtel
in oorsprong misschien benamingen waren voor
jonge paarden van verschillende leeftijden. Later
vervielen die verschillen en werd een van de twee
woorden dominant.
Ook op kaart 4 'aardbei' is Romaanse of Eranse
invloed te zien is. Het Franse woord is hier
schoven. In mijn dialect heet zoiets een /mop,
of beter fr-loos oop, maar in het gebied van het
nieuwe etymologische woordenboek van Bebra-
bandere, en zelfs nog wat verder, is de naam
stuik, met de variant stuuk in hetzelfde gebied
als waar huus gezegd wordt. Over stuik lezen we
in dat woordenboek dat het verband houdt met
stuiken in de betekenis 'stampen, stoten'. Stuik
komt in allerlei vormen trouwens ook voor in het
Duits en het Engels. Mij deed het woord denken
aan een jongensspel met knikkers. De regels
waren datje een handvol knikkers met kracht in
de richting van een kuiltje stootte, stuikte dus.
Bij het opzetten van een stuik wordt eenzelfde
soort stotende beweging gemaakt om de schoven
vanonder gelijk te maken zodat ze beter blijven
staan. Deze kaart ziet er heel anders uit dan de
vorige. Opmerkelijk is vooral dat stuik in Oost-
natuurlijk freze, met de Walcherse/West-Zeeuws-
Vlaamse varianten frinze en frenze. Het verband
met het originele Franse fraise is niet moeilijk
te zien. Het enige verschil is de ingevoegde -n,
aldus Debrabandere. Op deze kaart 4 beslaat het
Eranse leenwoord [frenzemeer gebied dan
kachel op de vorige, maar altijd nog niet het hele
gebied dat Kroon-Vlaanderen heette en waarvan
de oostgrens ter hoogte van Gent liep, noord
zuid. Blijkbaar is het uit Brabant afkomstige
erebeze bij zijn opmars niet verder gekomen dan
de grens van West-Vlaanderen. Ook van frenze
bestaat een oude attestatie, hoewel niet zo oud
als die van kachel, namelijk van ruim een eeuw
later, 1399, in de grafelijke rekeningen van
Albrecht van Beieren, maar daar nog zonder die
extra- n: fresie (Weijnen 361).
De vergelijking van deze twee Franse leenwoorden
laat al zien dat de grenslijnen bij woorden, zelfs
als ze uit dezelfde bron vandaan komen, niet
altijd samenvallen, beter gezegd: bijna nooit
samenvallen. Dat blijkt temeer nog uit de vol
gende kaarten. Een hok (kaart 5) is een groep
rechtop tegenover elkaar aangezette koren-
Vlaanderen een ui heeft, terwijl Antwerpen het
woord niet heeft. De enige verklaring die ik ervoor
heb, is dat Antwerpen dat woord eenmaal wél
gekend heeft, dat woord toen doorgegeven heeft,
met de ui-uitspraak, en later een ander woord
geïntroduceerd heeft, te weten hoop. Of, maar
dat acht ik minder waarschijnlijk, stuuk is door
de Oost-Vlamingen spontaan en op eigen houtje
veranderd in stuik, naar het voorbeeld van de
vele andere woorden met uu die een ui kregen.
Helemaal precies het gebied van het woordenboek
van Debrabandere wordt ingenomen door tingel
voor 'brandnetel' (kaart 6). Dat woord moet in
Zeeuws-Vlaanderen aanwezig geweest zijn voor
dat de inundatie ingezet werd, dus voor 1600,
misschien ver daarvoor al, net als stuik trouwens.
Het woord is afgeleid van een werkwoord dat
ongeveer hetzelfde betekent als tintelen, het
gevoel datje krijgt als je een brandnetel aanraakt.
Trouwens, alle benamingen voor de brandnetel,
hebben daar mee te maken, maar dat is niet zo
verbazingwekkend, dunkt me. Broeinetel is van
het werkwoord broeien dat 'branden' betekent,
en brandnetel zelf is van branden.
Zeeuws tussen Vlaams en Brabants
147