Noten
1 Sifflé, A. F., 'Over het Zeeuwsche taaleigen', in: De Jager,
J., Taalkundig Magazijn] (1835), pp. 169-174; Ghijsen,
H. C. M., 'De ontwikkeling van het dialectonderzoek in
Zeeland in de negentiende eeuw'. Bulletin van de werk
groep Historie en Archeologie 22 (1975), p. 32-35.
2 Dit artikel is een herwerkte versie van het eerste hoofd
stuk van mijn jaarwerk Het persoonlijk voornaamwoord
in onderwerpspositie in de Zak van Zuid-Beveland
(Universiteit Gent, 2004).
3 Met dank aan Gunther De Vogelaer die ons inzage gaf
in zijn proefschrift Subjectsmarkering in de Nederlandse
en Friese dialecten. Universiteit Gent: onuitgegeven
proefschrift; 2005. Aldaar, hoofdstuk 4, sectie 2.3.1
(pp. 187-190).
4 Janssen, H. G., 'Verschil in taaleigen tusschen Zeeuwsch-
Vlaanderen (4e district) en West-Vlaanderen, nevens
overeenkomst van het Zuid-Bevelandsche met het West-
Vlaamsche'. Zeeland. Jaarboekje (1852), p. 117.
5 Winkler, J., Algemeen Nederduitsch en Friesch dialecticon
II. 's-Gravenhage 1874, p. 9; Callenfels, G. T.,
'Opmerkingen nopens het taaleigen in Zuid-Beveland'. De
NavorscherX (1860), p. 378; (1861), p. 376.
6 Kousemaker Pzn., J., 'Opmerkingen over het Zuid-
Bevelandsche taaleigen'. De Taal en Letterbode IV.
Haarlem 1873, p. 5; zie ook Encyclopedie van Zeeland II.
Middelburg 1982-1984, p. 201.
7 Band 2097, 54C, 325B. Andere voorbeelden uit diezelfde
tijd (Zuid-Beveland en Walcheren) bij Will, G., Zeeuws of
Vlaams(morfo-j syntactische verschijnselen in de dialec
ten van Zeeuws-Vlaanderen. Oosterhout 2004, p. 241
8 Koole, Ineke, Dialectonderzoek in Yerseke. Z.p. 1978, p. 6.
9 Van den Broecke-De Man, E. J. en Van Gilst, J. A., Dialect
op Zuid-Beveland. Vlissingen 1985, p. 17 regioboek).
10 Winkler, J., Algemeen Nederduitsch en Friesch dialecticon
II, 's-Gravenhage 1874, p. 4-16, zie ook p. 19; Leopold,
J. A. en Leopold, L., Van de Schelde tot de Weichsel.
Nederduitsche dialecten in dicht en ondicht i. Groningen
1882, pp. 103-154.
11 Reduplicatie komt niet aan de orde bij Van den Broecke-
De Man, E. J. en Krijger-Goedegebuure, G. A., Dialect op
Tholen en Sint-Philipsland. Kruiningen 1986 regioboek),
p. 9, bij De Vin, A., Het dialect van Schouwen-Duiveland.
Assen 1952, pp. 5-6 en bij De Vin, A., e.a., Dialect op
Schouwen-Duiveland in de tweede helft van de twintigste
eeuw. Biervliet 1988 regioboek), pp. 41-44. Tijdens ons
onderzoek gebruikten evenwel drie personen uit Poortvliet
en een uit Oud-Vossemeer een ik-verdubbeling. Rooze-
Stouthamer, a.w., p. 18.
12 Faasse, M., Aspecten van het Noord-Bevelands. Een
diachronisch onderzoek. Leiden 1982, pp. 25-26, 57, 61
Van den Broecke-De Man, E. J. en Eikenhout, L., Dialect
op Noord-Beveland. Kruiningen 1984 regioboek), p. 14.
13 Van den Broecke-De Man, E. J. en Francke, A., Dialect op
Walcheren. Kruiningen 1987 regioboek), pp. 16-17,
136, 212, 256.
14 Middelburg, Zeeuwse Bibliotheek (Handschriften),
Steketee, A., Zeeuwsch Idioticon voor Zuid-Beveland ii.
z.p. 1912, p. 271hij stierf op 18 januari 1913 te Hein-
kenszand. Meertens, P., 'Adriaan Steketee, een Zeeuws
Christendenker'. Zeeuws Tijdschrift 13 (1963), p. 175.
15 Regioboek Dialect op Tholen, p. 118: (stad Tholen) 'm'n èn
we...'; Universiteit Gent, transcripties van de hierna te
noemen geluidsbanden, band 149B: Scharendijke (ca.
1960): 'm' m'n nie vee schae 'ehad'; Renesse (1983):
'm'n zu m'n ma es thee gae drienke', Kroniek van het land
van de zeemeermin 22 (1997), p. 84.
16 Resp. band 54C: ('we zaggen me wel'; 'me kreeg'n me') en
52A: ('we giengen me uut riën'; 'dat was a men oans toen
bie eur logeerden').
17 Dek, J., 'Het Kruiningsch dialect' ll. Archief van het
Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1934), p. 6;
.Amsterdam, Meertens Instituut, Vragenlijst 37 (1964),
bijlage I 99, p. 3.
18 Will, Zeeuws of Vlaams?, pp. 242, 268, 273.
19 Fruin, R., De provincie Zeeland en hare rechterlijke indee
ling vóór 1795. Middelburg 1933, pp. 5-6 Ten aanzien
van Noord-Beveland moet evenwel worden opgemerkt dat
de bevolking op het eind van de zestiende eeuw, toen na
zestig jaar inundatie weer bewoning mogelijk was, zich
vrijwel totaal vernieuwde en niet als vanouds inheems
Noord-Bevelands kan worden beschouwd. Weiten, J. B. V.,
Droogleggers aan de Oosterschelde. Amsterdam 1993, p.
120.
20 De Vogelaer, a.w., hoofdstuk 3, p. 3-4.
21 Callenfels, 'Opmerkingen' (1860), p. 378; Kousemaker,
'Opmerkingen', p. 5.
22 Vriendelijke mededeling van prof. dr. C. Dekker (afkomstig
uit Wemeldïnge). Zie over vader en zoon De Schipper,
Dekker, Gereformeerd en evangelisch. Ontstaan en
geschiedenis van de Buddinggemeente te Goes en haar
plaats in het Nederlandse protestantisme in de periode
1839-1881. Kampen 1992. pp. 742-743.
23 Steketee, Zeeuwsch Idioticon, ll, p. 297; IV, p. 133; VI,
p. 226, 280.
24 Enquêtes van de vier laatstgenoemde plaatsen in deel III
van de Reeks Nederlandse Dialectatlassen, (rnd): Blanc-
quaert, E. (ed.), Dialectatlas van Noord-Oost-Vlaanderen
enZeeuwsch-Vlaanderen. Antwerpen 1933-1935.
De overige (12) Zuid-Bevelandse plaatsen in deel v: ld.
en Meertens, P. J. (ed.), Dialectatlas van de Zeeuwsche
eilanden. Antwerpen 1939.
25 Dek, 'Het Kruiningsch dialect', II, p. 6.
26 Regioboek Dialect op Zuid-Beveland, pp. 17, 147,
197-198, 200.
27 Amsterdam, Meertens Instituut, Vragenlijst 1895
(Koudekerke); RND, V (1), 58, 59, 65A, 66.
Zeeuwse pronomina
157