Aanwinsten ruilverkeer G.G. Trimpe Burger-Mekking Deze aflevering van tijdschrift Zeeland heeft als thema 'taal'. Het lijkt dan voor de hand liggend de aandacht te vestigen op enkele artikelen die ons via het ruilverkeer bereikten, die eveneens met 'taal' te maken hebben. Het eerste nummer in 2005 van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden, Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, opent met een artikel van E. Kwakkel: 'Hebban olla vogala in historisch perspectief. Weinig middel eeuwse handschriften genieten meer bekendheid onder Neerlandici dan een vroeg-elfde-eeuwse codex met Angelsaksische preken die in de Bodleian Library te Oxford wordt bewaard. Achterin dit boek bevinden zich de bekende zinnetjes die omstreeks 1100 als pennenproef werden geschreven: 'Hebban olla vogala nestas hagunnan hinaese hic enda thu wat unbidan we nu'. Dit betekent ongeveer: 'Alle vogelen zijn nesten begonnen behalve jij en ik. Waar wachten we nog op'. De verzen - in 1933 wereldkundig gemaakt - zijn de laatste zeventig jaar onder werp van veel literaire en taalkundige studies. De auteur van dit stuk behandelt een kwestie die nog steeds onderbelicht is gebleven, namelijk hoe we de aanwezigheid van een Nederlands talige geestelijke in een elfde-eeuws klooster in Engeland kunnen verklaren. Hij werpt zich eerst op het paleografische onderzoek, dat inzicht geeft in de bevolkingssamenstelling van het klooster van St. Andrew. Meerdere kopiisten die aan deze codex hebben gewerkt blijken van het continent afkomstig te zijn. Daarna geeft hij een historische studie van St. Andrew. Zijn gebruikte bronnen tonen ons dat het klooster drastisch werd hervormd in de tijd dat de beroemde zinnetjes neergekrabbeld werden. De onrustige lokale geschiedenis van de late elfde eeuw blijkt een verklaring te kunnen zijn voor de aanwezig heid van de Nederlandstalige kopiist in het genoemde klooster. Hierna volgt een artikel over het scheppend proza van Erans Coenen door Rooijackers, en M. Sanders schreef: 'Beschaafd, dacht hij, is synoniem met pathogeen'. De laatstgenoemde auteur behandelt het verband tussen het figura tieve werk van de schilder Carel Willink uit de jaren dertig en sommige verhalen van F. Borde- wijk. Bordewijk vond op de doeken van Willink 'de perfect georganiseerde ongerijmdheid' ver wezenlijkt, die hij zo waardeerde in het werk van Kafka, de bekende Duitstalige schrijver die de absurde wereld waarmee hij geconfronteerd werd probeerde met gezond verstand te benaderen. In het tweede nummer van het Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde (2005,2) bespreekt M. Prandoni het beeld dat door verschillende critici in de loop van de tijd is geschetst van Badeloch, de vrouw van Gijsbreght van Aemstel, in het artikel 'Badeloch: de con structie van een tragisch vrouwenpersonage'. Soms werd zij afgeschilderd als een hysterica en een onnatuurlijke moeder, dan weer als een voor beeldige vrouw en liefhebbende echtgenote. Vooral het verzet tegen haar man - Ghijsbreght wil ondanks haar aandringen Amsterdam niet verlaten - heeft Badeloch nogal wat onaardige kritiek opgeleverd. De auteur beschrijft haar aandeel in de actie vanaf haar eerste optreden tot aan de verschijning van de aartsengel Rafaël als 'deus ex machina', die Ghijsbreght aanspoort de stad te verlaten. Rafaël wijst Ghijsbreght er zeer duidelijk op dat hij naar zijn echtgenote moet luisteren, en daardoor komt Badelochs verzet tegen haar man in een ander licht te staan, namelijk als een gerechtvaardigd pleidooi voor de beste aanpak in een noodsituatie. Nog een letterkundige publicatie, ook uit Leiden: Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden 2003-2004. Na de jaarrede zijn twee letterkundige voorlezingen gedrukt over belevenissen rond eigen werk van Willem van Toorn en Fleur van Bourgonje. W. Kusters en T. Sintobin schreven het artikel 'Een moderne streekroman?', waarin een roman van Mathias Kemp wordt geanalyseerd: Vallende vogels, roman van het Albert Kanaal (1934). In streekliteratuur spelen de cultuur en de geografie van een bepaalde herkenbare regio meestal een vrij belangrijke rol en worden de lotgevallen ver haald van mensen die met die regio in verband Aanwinsten ruilverkeer 163

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2005 | | pagina 45