De algemene conclusie van G. Will is dat Zeeuws-
Vlaamse dialecten op syntactisch vlak Vlaams
van oorsprong zijn (geweest), maar dat de zuide
lijke kenmerken reeds in de jaren zestig aan het
verdwijnen zijn. Enquêteresultaten laten zien dat
het gebruik ervan nog verder is afgenomen.
George Will beweert dan ook terecht dat Zeeuws-
Vlamingen op dit vlak meer Zeeuws aan het
worden zijn. De rijksgrens is dus hoe langer hoe
meer een taalgrens aan het worden.
Will stelt in zijn besluit wel vragen bij de herbevol
kingstheorie van het Land van Axel. In de
dialectologie wordt meestal beweerd dat dit
deel in Zeeuws-Vlaanderen meer gelijkenissen
vertoont met de eilanden dan met het Zeeuws-
Vlaams. Op basis van Wills onderzoek blijkt het
Land van Axel nochtans sterk op het Vlaams
gericht te zijn. Hij baseert zich vooral op het feit
dat in de bijzin zijn-\ormen voorkomen. Dat
bewijst volgens hem dat het vooral Vlamingen
zijn die zich daar na de Tachtigjarige Oorlog
hebben gevestigd. Will is er wel van overtuigd
dat deze regio zich later meer dan de andere
regio's in Zeeuws-Vlaanderen gericht heeft op de
Zeeuwse eilanden. De Zeeuwse vormen die er
voorkomen moeten dus vooral gezien worden
als latere prestigieuze vernieuwingen. Het is
natuurlijk wel zo dat er door de religieuze
achtergrond net in deze regio meer aansluiting
was met het noorden, dan met de omringende
regio's in Zeeuws-Vlaanderen. In het Land van
Hulst en de grensstreek zijn de contacten met
het zuiden nadrukkelijker blijven bestaan en in
West-Zeeuws-Vlaanderen zijn ze na de 18de
eeuw zelfs geïntensiveerd door de vestiging van
vele rooms-katholieken uit het zuiden.
sprekers maken zich dus meestal zorgen over het
verlies van klankkenmerken. Klankkenmerken
werden al eerder bestudeerd in deze regio. Johan
Taeldeman stelt in heel wat van zijn bijdragen
dat het Zeeuws-Vlaamse gebied een versnipperde
regio is met heel wat taaleilanden. Dit blijkt
minder op het grammaticale niveau. Hier zijn
Hulst, Sas van Gent en Terneuzen bijvoorbeeld
niet zo afwijkend van hun buurdorpen als op
het fonologische vlak. George Will besluit dat
een positieve attitude van de dialectspreker
jegens zijn of haar dialect ertoe kan leiden dat
juist klankeigenschappen door het grotere
bewustzijn ervan blijven bestaan omdat ze ge
cultiveerd worden. En dat maakt de situatie
misschien minder somber dan we vermoeden.
Veronique De Tier
Kees Fraanje, Margot Geijs, Karin Limonard-
Martens, Kees Martens, Rie Rosmolen-Murre,
Veronique De Tier en Anne Fré van de Zande-
Vleugels Schutter (samenst.), Kcekoek
Schietebroek. Kinderspelen in Zeeland.
Zeeuwsche Vereeniging voor Dialectonderzoek,
2004. 187 blz., geïll. Prijs: 15,-.
Kunnen we besluiten dat we op betrekkelijk korte
termijn de 'ondergang' van deze dialecten kun
nen verwachten? Vaak wordt immers gezegd dat
dialectsprekers zich niet zo bewust zijn van
grammaticale eigenaardigheden in hun dialect.
Daarom zou de onbewuste syntaxis een hoge
mate van dialectresistentie hebben. Will twijfelt
hieraan op basis van wat hij aan dialectverlies
opmerkt op het grammaticale vlak. Dialect
De Zeeuwsche Vereeniging voor Dialectonderzoek
bestond in 2004 75 jaar. Om dit jubileum te
vieren, besloot de vereniging om een kinder-
spelenboek uit te geven. Toen de vereniging
immers 50 jaar oud was, heeft ze een boekje
over kinderliedjes gepubliceerd. Het bestuur vond
het dus leuk om nu bij het 75-jarige bestaan
als vervolg hierop een boek over kinderspelen in
Zeeland uit te geven.
170
Boekbesprekingen