JL
15.1
maar weinig Zeeuwen in lndië, al moet daarbij
wel worden aangetekend dat aan het einde van
de voc-tijd de Europese bevolking van alle voc-
bezittingen sterk inkromp. Er waren niet meer
dan 15.000 Europeanen en hun afstammelingen
op Java. Slechts 1.100 van hen waren mannen
die in Europa waren geboren. Het aantal in
Europa geboren vrouwen zal hooguit zo'n 100
tot 200 zijn geweest. Van die Europese nieuwko
mers kwam ongeveer 60 procent uit Nederland.1'
Van sommige Zeeuwen zijn nog sporen te vinden in
het begin van de negentiende eeuw. Zo treffen
we Anthonie Macaré, Raad van Justitie, en zijn
twee zoons rond 1820 in Batavia aan. Zij hebben
Zeeuwse wortels. Bekend zijn de Makassaarse
families De Siso en Mesman, die oorspronkelijk
uit Vlissingen kwamen. Beide families waren rijk
geworden in de slavenhandel. Kennelijk hadden
Zeeuwen daar iets mee. Ook de wie manifesteerde
zich immers krachtig op dit terrein. Maar omdat
in 1811 de slavenhandel buiten de wet werd
gesteld - de slavernij, in Oost-lndië, zelf overi
gens pas in 1860 - moesten deze families zich in
de negentiende eeuw op andere zaken gaan toe
leggen. De familie Mesman had in de Engelse tijd
omvangrijke landerijen verworven. Sommige
leden waren actief als handelaar, anderen maak
ten carrière bij het Binnenlands Bestuur. De fami
lie De Siso vertrok van Celebes (Sulawesi) en
begaf zich in de parelvisserij op Timor. Aan hun
prominente aanwezigheid in Makassar zou nog
enige tijd een grafmonument vlakbij de haven
van Makassar herinneren.13
Interessant is dat de Zeeuwse migratie naar lndië
vooral uit de steden Middelburg, Vlissingen en
Zierikzee afkomstig is. Dat was al zo in de voc-
tijd, toen deze belangrijke steden tal van middel
bare en hogere voc-beambten leverden, zelfs een
enkele gouverneur-generaal: Reinier de Klerk
(1777-1780). De hogere voc-beambten kwamen
vaak uit de betere Zeeuwse families, die hun
zoons inkochten in de rangen van de Compagnie.
Het lagere personeel kwam van overal en werd
bijvoorbeeld ook geleverd door het arm- en
weeshuis van Middelburg. Deze instellingen lever
den jaarlijks gemiddeld twintig jongens voor de
voc-schepen.'4 De stedelijke herkomst van de
migranten naar lndië zette zich door in de
negentiende eeuw. Dat weten we omdat tussen
1819-1823 alle volwassen Europeanen en hun
volwassen erkende nakomelingen op Java werden
Isaak Dignus Fransen van de Putte, minister van Koloniën.
Steendruk door Jan Veth, 1895. Zeeuws Archief, Zeeuws
Genootschap, Zelandia Illustrata rv nr 732.
geregistreerd. In die lijsten konden we 21
Zeeuwen identificeren.15 Omdat eT rond 1820
ruim 700 in Nederland geborenen op Java leef
den, komt het Zeeuwse aandeel dus uit op drie
procent waarmee Zeeland - immers vijf procent
van de Nederlandse bevolking herbergend -
ondervertegenwoordigd is.
Van deze 21 Zeeuwen kwamen er elf uit Middelburg,
vijf uit Vlissingen, drie uit Zierikzee en bij twee
staat enkel Zeeland."' Het Zeeuwse contingent
was sterk ambtelijk-militair van karakter. Daarmee
week het niet af van het gemiddelde beeld.
Particuliere ondernemers (van landeigenaar en
scheepsreder tot kroeghouder) maakten in die tijd
namelijk slechts twintig procent van de eerder
genoemde 2800 zielen tellende volwassen man
nelijke bevolking op Java uit. Onder de Zeeuwen
die rond 1820 op Java leefden, treffen we een
aantal min of meer vooraanstaande figuren aan;
onder hen zijn de reeds genoemde Jannis Tromp,
voorts Dominicus Eversdijk (advocaat), Jacobus
de Loo (particulier chirurgijn) en Paulus Arends
(landeigenaar).
AT. 73
Zeeuwen naar lndië
11