periode 1873-1908 leidde de Atjeh-oorlog tot grote en herhaalde wervingsinspanningen. In het begin van de negentiende eeuw kwamen er van deze militairen slechts weinigen weer thuis: ongeveer 80 procent overleed tijdens de dienst. Al vanaf de jaren veertig daalden deze afschuwe lijke sterftecijfers drastisch. In de tweede helft van de negentiende eeuw zette die tendens zich krachtig voort, ondanks de Atjeh-oorlog. Er kwa men veel meer militairen terug en na de opening van het Suez-kanaal werden zieke en gewonde militairen ook sneller gerepatrieerd.2'' Het hand geld werd in 1873 en 1874 flink verhoogd tot 300 gulden, zodat het ongeveer net zo hoog werd als wat een Zeeuwse landarbeider of vissers knecht in een heel jaar kon verdienen. Door dienstneming financieel aantrekkelijker te maken en de ronselpraktijken met aanbrenggelden af te schaffen, werd het koloniale leger een serieus perspectief. Zelfs voor eenvoudige soldaten die twaalf jaar of meer hadden gediend kon het daarmee gepaard gaande jaarlijkse pensioen oplopen tot zo'n 200 tot 300 gulden. Dat was ruim de helft van wat een geschoolde arbeider in die tijd per jaar verdiende.2" Een ruwe schatting is dat in de periode tussen 1870 en 1910 ongeveer 25 procent van de militairen voor een Indisch bestaan koos. Soms vestigden zij zich met hun Javaanse vrouwen in Zeeland; dit soort carrières vinden we ook weer terug in het gegevensbe stand van de hsn. Eén van die Zeeuwse militairen die een grote Indische carrière zou maken, was Henri Carel Zentgraaff. Hij werd in 1874 in Hontenisse in Zeeuws-Vlaanderen geboren. De hbs had hij niet af kunnen maken, omdat hij na het overlijden van zijn vader een baantje moest zoeken. Na een periode als letterzetter bij een Amsterdamse druk kerij, had hij in 1894 dienst genomen om als korporaal-schrijver naar lndië te worden gezon den. Atjeh werd zijn eerste standplaats, vanwaar hij zijn eerste bijdragen schreef aan de Java- Bocle. Hij zwierf als militair door de archipel, om uiteindelijk in 1902 op Banka terecht te komen. Hier stelde hij in het Bataviaasch Nieuwsblad de massale sterfte van de Chinese Banka-tinarbeiders aan de kaak. De mijnen waren in handen van de koloniale regering en de mijnwerkers waren ondervoed door verregaande corruptie van de verantwoordelijke ambtenaren. Zijn reportages bereikten het bureau van de minister van Koloniën en werden geciteerd in de Tweede Kamer. Vanaf 1903 tot 1910 bevond hij zich in het garnizoen Tjimahi, nabij Bandoeng, waar hij nog vele reportages maakte voor het Bataviaasch Nieuwsblad. Ook Zentgraaff leefde, net zoals veel van zijn colle ga-onderofficieren, in concubinaat, en had een dochtertje bij een Indonesische vrouw. Zijn kind zou zijn overleden door onverschilligheid van de dienstdoende officier van gezondheid, voor wie het uitgebreide militaire nakomelingschap alleen maar een extra last was.21 Zentgraaffs journalis tieke carrière bleef zich in opgaande lijn bewe gen, temeer omdat zijn stijl en betrokkenheid bij sociaal zwakkeren ondubbelzinnig was. Pas in de jaren twintig van de vorige eeuw ging hij beho ren tot het anti-Indonesische front, rijk en gevreesd als hij was als hoofdredacteur van de Java-Bode. Hij werd uiteindelijk het symbool van de koloniale patjepeeërsmentaliteit, zoals Eddy du Perron - een van de weinigen die het aan durfde met hem te polemiseren - het noemde. De aanleiding was Zentgraaffs ronkende boek over de Atjeh-oorlog, waarin hij zoals alle militai ren uit het Indische leger in die tijd zijn 'tour of duty' had gemaakt.2" Uiteindelijk zijn er in de tweede helft van de negen tiende eeuw relatief weinig Zeeuwen naar lndië getrokken. Zeker wanneer men bedenkt dat Zeeland tussen 1880 en 1893 het hoogste pro millage emigranten had, namelijk 359 per 100.000 in Nederland. Tussen 1894 en 1900 wordt Zeeland als migratieprovincie alleen over troffen door Friesland. De Zeeuwen gingen echter vooral naar Amerika. Het Zeeuwse aandeel in de burgermigratie naar lndië was relatief gering. In figuur 2 zijn voor de periode 1912-1939 voor man en vrouw apart de cijfers weergegeven die het cbs voor een aantal steekjaren voor deze peri ode heeft gepubliceerd. De eerste kolom geeft het absolute aantal Zeeuwen dat als 'burger' naar de Oost vertrok. Die burgermigratie zelf werd, zoals uiteengezet, pas van belang na 1900 en nam eerst sterk toe in de jaren twintig van de twintigste eeuw. De tweede kolom geeft de Zeeuwen als aandeel van de totale migratie van uit Nederland naar lndië en de derde kolom geeft het Indische aandeel in de totale migratie vanuit Zeeland. Uit de tabel (figuur 2) blijkt dat er kort voor de Eerste Wereldoorlog verhoudingsgewijs maar wei- 14 Zeeuwen naar lndië

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2006 | | pagina 15