gehouden om mee te helpen in de huishouding en met de verzorging van jongere broers en zus sen. Wanneer er dan weer een jonger zusje van school kwam, was het tijd om een betrekking te zoeken. Dit zien we ook terug in figuur 5: de grootste groepen waren tussen de zestien en negentien jaar oud wanneer ze het ouderlijk huis verlieten. Over de gehele periode verliet ongeveer 40 procent van alle vrouwen het ouderlijk huis om als meid of dienstbode te verhuizen naar een dorp. Het maakte een groot verschil waar men naar toe trok. Migratie naar een plattelandsbestemming betekende meestal als meid aan het werk bij een boer of bij een plaatselijke notabele. Dit gebeur de in een omgeving die de meeste vrouwen van jongs af aan bekend was. Het belang van dienen bij de boeren nam na de eeuwwisseling sterk af. Terwijl 44 procent van de tussen 1835 en 1872 geboren vrouwen alleen naar dorpen verhuisde, was dit voor de tussen 1903 en 1927 geboren vrouwen nog maar voor 26 procent het geval.20 Anderzijds werd migratie naar stedelijke bestemmin gen2' vanaf 1880 steeds belangrijker; vooral de grote steden in de Randstad trokken veel Zeeuwse meiden. Tussen 1880 en 1920 had 37 procent van alle migraties van Zeeuwse dienstbo den Rotterdam of Den Haag als bestemming.22 In de steden kwamen meisjes bij de middenklasse en elite terecht en werden ze niet alleen gecon fronteerd met een 'ander' milieu en levensstijl, maar ook met nieuwe mogelijkheden op de arbeidsmarkt en een grotere keuze aan potentiële huwelijkspartners. Gezien de verschillende conse quenties van beide migratiebewegingen zullen we in de volgende paragraaf de trek naar platte landsbestemmingen onderscheiden van verhuizin gen naar de stad. Determinanten van migratie en huwelijkssluiting ln hoeverre bepaalden broers en zussen nu de levenslopen van Zeeuwse vrouwen? Voor deze vraag bestuderen we de kansen op migratie in de leeftijd van 12 tot en met 29 jaar en de kansen op huwelijkssluiting tussen de 17 en 40 jaar.2' Sommige vrouwen migreren niet, anderen wel, sommige vrouwen huwen niet, anderen wel; daarnaast zijn er verschillen in de leeftijden waarop ze migreerden en/of huwden. Mogelijke Figuur 5. Frequentieverdeling van leeftijden waarop Zeeuwse vrouwen het ouderlijke huis verlieten om te gaan werken. Bron: hsn release mfz.02/mfz.03. 1 ...1 1 1 1 1 LU 1 II 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 Leeftijd invloeden van broers en zussen worden gemeten door de positie die de onderzochte vrouwen innemen tussen hun broers en zussen. Het gaat hierbij om het aantal oudere en jongere broers en zussen op twaalfjarige leeftijd en om de invloed die momenten uit de levensloop van broers en zussen kunnen uitoefenen. We letten hierbij op 'transities' als geboorte, overlijden, migratie naar plattelandsbestemmingen en naar de steden, retourmigratie en huwelijkssluiting. In deze ana lyse betrekken we ook een groot aantal andere factoren, zoals het effect van de tijd waarin deze vrouwen leefden (de geboorteperiode), het type woonplaats en de kenmerken van de ouders (reli gie, geletterdheid, overlijden, migratiegeschiede nis en gezinsmigratie). De uitkomsten van deze analyse zijn opgenomen in de appendix, ln de hierin opgenomen tabel wordt voor drie momenten uit de levensloop van onze onderzoeksgroep, migratie naar een plattelands gemeente, migratie naar een stad en het sluiten van een eerste huwelijk, nagegaan welke van de bovengenoemde factoren hierop van invloed waren. In de tabel zijn steeds de relatieve kansen van bepaalde groepen vrouwen aangegeven, bij voorbeeld van vrouwen uit verschillende geboor teperiodes. Daarbij wordt steeds een vergelijking gemaakt met een referentiecategorie van vrou wen die een relatieve kans van 1 hebben. Zo hebben vrouwen geboren tussen 1840 en 1849 ongeveer de helft minder kans om naar platte landsbestemmingen te migreren dan de referen- Migratie en huwelijkssluiting 23

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2006 | | pagina 24