tiecategorie van vrouwen geboren tussen 1850 en 1859. De van belang zijnde effecten zijn in de tabel aangegeven met sterretjes. Dit betekent dat deze effecten niet op toevallige wijze zijn ont staan, maar duiden op een daadwerkelijk bestaand verband (statistisch significant zijn). De volgende drie paragrafen geven de belangrijkste resultaten weer die uit deze tabel zijn af te leiden. Migratie naar plattelandsbestemmingen We constateren in de appendix dat in de geboor teperioden 1860-'69 en 1870-79 migraties naar een dorp, als boerenmeid of als dienstbode bij plaatselijke notabelen, ongeacht allerlei andere factoren, beduidend vaker voorkwamen dan in de andere perioden. De agrarische depressie (1875- 1890) was hier waarschijnlijk debet aan. Vrouwen die toen opgroeiden, hadden een grotere kans om het ouderlijk huis te moeten verlaten en te migreren naar plattelandsbestemmingen dan vrouwen geboren in andere perioden. De mecha nisatie in de landbouw, die het gevolg was van de depressie, ging gepaard met een verlies aan banen voor vaste arbeiders. De boeren maakten steeds meer gebruik van losse arbeid. In deze periode gingen vrouwen waarschijnlijk vaker als boerenmeid aan de slag om zo het onzekerder geworden gezinsinkomen aan te vullen. Tegelijkertijd bespaarde een gezin op deze wijze ook op voedsel en onderdak. Uit contemporaine verslagen blijkt dat vrouwen die in de regio dien den het grootste deel van hun inkomen naar huis stuurden. Trok men naar de steden, dan was die bijdrage minder groot.-1-4 Migratie naar plattelandsbestemmingen vond voorna melijk plaats onder vrouwen wier ouders zelf woonachtig waren in dorpen; Zierikzeese en Goese meisjes gingen niet of nauwelijks in een dorp in betrekking. Dit duidt op een dubbele arbeidsmarkt voor dienstboden: betrekkingen op het platteland en in de steden lijken via geschei den kanalen te hebben gecirculeerd. Vrouwen hadden meer dan driedubbel zoveel kans om te gaan werken in een dorp wanneer zij het over lijden van hun vader meemaakten of nadat hun beide ouders overleden waren. In de negentiende en het begin van de twintigste eeuw had vroegtij dige verweduwing directe consequenties voor de financiële positie van gezinnen. Het besteden van een dochter in een dorp in de buurt kan een kortetermijnbestaansstrategie van dergelijke 'gebroken' huishoudens geweest zijn. Een verhui zing over korte afstand in de regio was minder kostbaar dan migratie naar de steden. Daarnaast konden meisjes binnen afzienbare tijd weer terug keren naar het ouderlijk huis, mocht er reden zijn om hun verweduwde moeder bij te staan. Jonge vrouwen afkomstig uit zeer mobiele gezinnen, in de appendix gemeten via het effect van het aantal gezinsmigraties, hadden een veel grotere kans om huis en haard te verlaten en inwonend meid te worden dan vrouwen die tijdens hun jeugd in dezelfde plaats doorbrachten. Misschien hadden dergelijke migrantengezinnen veel con tacten elders waardoor ze makkelijk aan een baantje voor hun dochters konden komen."' In een studie naar interne migratie onder Zeeuwen in het midden van de twintigste eeuw vond Boekestijn dat migranten veel meer georiënteerd waren op mogelijkheden buiten hun huidige woonplaats."' Anderzijds kan men betogen dat frequent migrerende gezinnen over onvoldoende economische hulpbronnen beschikten om zich ergens succesvol en voor langere tijd te vestigen. In zijn boek over geografische mobiliteit in Nederland tijdens de jaren dertig beschreef De Vooys een dergelijke groep veelvuldig migrerende landarbeiders woonachtig bij de plaats Kats. Zij waren nog maar recent in het dorp, werkten bij boeren waar anderen niet wilden werken en vie len volledig buiten de kern van de dorpsbevol king.27 Frequente gezinsmigratie kan dus ook een teken zijn geweest van een beperkt sociaal net werk en van geringe sociale status in de lokale gemeenschap. De kansen van jonge vrouwen om te migreren naar plattelandsbestemmingen werden in belangrijke mate beïnvloed door hun positie tussen broers en zussen. Hoe meer oudere broers er thuis aanwe zig waren, des te kleiner werd de kans dat vrou wen als boerenmeid in betrekking hoefden. Jongens vonden in de lokale gemeenschap gemakkelijk werk als veldarbeider of werden ingezet in bet ouderlijk bedrijf en konden in die hoedanigheid een substantiële bijdrage aan het gezinsbudget leveren. Veel belangrijker dan het aantal aanwezige broers en zussen was of deze zelf ook migreerden of niet. Hoe meer van hun zusters al naar dorpen waren 24 Migratie en huwelijkssluiting

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2006 | | pagina 25