£eeian 15.1 gemigreerd, des te groter werd de kans dat vrou wen zelf ook naar zo'n bestemming verhuisden. Klaarblijkelijk was het netwerk van werkgevers adressen waar families, en vooral zussen onder ling, over beschikten van groot belang. In een interview georganiseerd door het Zeeuws Documentatiecentrum vertelde een vrouw dat ze ging dienen omdat één van haar oudere zussen ging trouwen. Ze kon toen de betrekking van haar zus overnemen."' Op deze manier gingen dienstjes over van zus op zus. Dit een landelijk rapport van de Vrouwelijke Katholieke Arbeidersjeugd uit 1957 bleek dat 63 procent van de ondervraagde dienstmeisjes zussen had die ook dienstbode waren.25 Een vrouw vertelde dat ze al op veertienjarige leeftijd het ouderlijk huis verliet en introk bij een advocatengezin in Vlissingen. De reden hiervoor was dat haar oude re zus daar ook al diende.50 We vinden hier bewijs voor de verklaring dat ouders hun dochters elkaar lieten vervangen (seksespecifieke substitutie). Anderzijds kan ook betoogd worden dat zussen in het proces van migratie en baankeuze fun geerden als helpers. Zussen die terugkeerden in het ouderlijk gezin ver kleinden de kansen van meisjes om te vertrekken naar plattelandsplaatsen. Misschien duidde dit terugkeren op een verbeterde financiële positie? Of was het zo dat de retourgemigreerde dochter degene was die straks weer zou vertrekken en dat er op deze manier een onderscheid tussen ver schillende dochters werd gemaakt? Hierover moet toekomstig onderzoek meer opheldering geven. Opvallend genoeg had het migratiegedrag van broers nauwelijks invloed op de migratiekansen van Zeeuwse vrouwen. Nadere studie zal uitwij zen of de jongens uit Zeeuwse gezinnen simpel weg minder migreerden dan de meisjes of dat hun verhuizingen andere beroepen en bestem mingen betroffen waardoor ze hun zussen min der hulp en contacten bij migratie konden bie den. Ook het huwelijksgedrag van broers en zussen had een duidelijke invloed op de kansen die vrouwen liepen om op het platteland in betrekking te gaan. Naarmate een groter aantal broers en zusters gehuwd waren, verlieten vrouwen des te vaker het ouderlijk huis om te gaan werken. Gehuwde kinderen droegen niet langer bij aan het gezinsinkomen. Hierdoor derfde het gezin inkomsten. Om dit te compenseren liepen hun nog ongehuwde zussen een grotere kans dan anderen om als dienstmeid te worden uitbesteed. Migratie naar de steden De tweede kolom van de tabel uit de appendix geeft dezelfde analyse, maar nu voor Zeeuwse vrouwen die naar de stad verhuizen. Een dergelij ke verhuizing vond in de regel over langere afstand plaats en er waren ook meer kosten aan verbonden dan aan verplaatsing op het platte land. Informatie over de plaats van bestemming en contacten ter plekke speelden een veel belangrijkere rol. Niet ieder gezin beschikte over dergelijke contacten en netwerken; migratie naar de stad was daarom selectiever. Het is dan ook niet vreemd te constateren dat aan migratie naar de steden andere factoren ten grondslag lagen dan aan verplaatsing op het platteland. Vrouwen uit Zierikzee en Goes laten een bijna drie keer zo grote kans zien om te migreren naar de steden dan vrouwen uit plattelandsplaatsen. Meisjes die bekend waren met het werk en de levensstijl van burgergezinnen werden door grootstedelijke werkgeefsters vaak geschikter geacht. Zo vroeg een Rotterdamse mevrouw in 1900 om een Zeeuwse dienstbode met als vereis te 'enige tijd in een stad gediend hebbende'." In de Zeeuwse stadjes circuleerde wellicht ook meer informatie over arbeidsmogelijkheden buiten Zeeland dan in de plattelandsgemeenten. Vooral jonge vrouwen uit rooms-katholieke gezinnen migreerden naar de steden. In de negentiende eeuw was een kwart van de Zeeuwse bevolking rooms-katholiek. Zeeuwse katholieken waren, meer dan leden van andere religies, geïntegreerd in een landelijk netwerk. Katholieken van de Zeeuwse eilanden behoorden tot het bisdom Haarlem en hadden daarom vooral banden in het westelijke deel van Nederland.12 Contacten via dit geloofsnetwerk boden katholieke meisjes waar schijnlijk de mogelijkheden om buiten hun geboorteprovincie aan een betrekking te komen. Ook uit ander onderzoek bleek de naar-buiten- gerichtheid van Zeeuwse katholieken; ze migreer den vaker naar de vs aan het eind van de negen tiende eeuw en verlieten ook in het midden van de twintigste eeuw vaker de provincie.22 Het overlijden van vooral hun moeder, en in mindere mate ook van hun vader, vergrootte de kansen Migratie en huwelijkssluiting 25

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2006 | | pagina 26