met één van beide of met beide biologische
ouders, dan wel met stiefvader of -moeder, of
zonder ouders.
Uit onderzoek is bekend dat onder meer het aantal
kinderen dat ouders kregen en de kans dat die
kinderen jong overleden sterk verschilden naar
sociale klasse, dat wil zeggen naar welstand,
opleidingsniveau en beroepspositie van de ouders.
De sterftekansen in de lagere sociale klassen
waren veelal hoger, het kindertal ging er later
dalen, echtscheiding drong er later door en meer
kinderen werden uit niet-huwelijkse relaties
geboren. Anderzijds waren juist onder de hoger
opgeleiden de voorlopers te vinden van de demo
grafische veranderingen die sedert de jaren zestig
het bestaande patroon op hun kop hebben gezet:
ongehuwd samenleven en bewuste kinderloosheid
bijvoorbeeld kwamen er eerder en frequenter
voor." Daarnaast is het zo dat de levenssituatie
van kinderen sterk wordt beïnvloed door beslis
singen van ouders die worden ingegeven door de
economische situatie van het gezin. Dit geldt
onder meer voor het uit huis gaan van kinderen
of het opnemen van hulpbehoevende familiele
den of geld binnenbrengende kostgangers. Om
deze redenen worden de ontwikkelingen in de
gezinssituatie van kinderen specifiek voor de ver
schillende sociale lagen geschetst.
De demografische randvoorwaarden
Zoals hiervoor uiteengezet werd de omvang en
de structuur van de gezinnen waarin kinderen
opgroeiden vooral bepaald door demografische
factoren.
Figuur 3 schetst welke veranderingen er in de demo
grafische randvoorwaarden zijn opgetreden en
doet dat op zodanige wijze dat duidelijk wordt in
welke mate de Zeeuwse situatie afwijkt van de
Nederlandse. De situatie wordt geschetst aan het
begin van de hier besproken periode (1850), in
het midden (1900), aan de vooravond van de
Tweede Wereldoorlog (1930) en rond het midden
van de jaren negentig van de twintigste eeuw
(1995)."
In het midden van de negentiende eeuw werden per
huwelijk gemiddeld circa 4,8 kinderen voortge
bracht. In Zeeland lag dat gemiddelde slechts iets
hoger. Rond 1900 is in Zeeland en Nederland het
kindertal al wat afgenomen, maar vooral tussen
1900 en 1930 is sprake van een spectaculaire
daling van het kindertal. De Zeeuwen waren
daarbij zeker geen achterblijvers. Vanaf het mid
den van de jaren zestig daalt de vruchtbaarheid
opnieuw en in de jaren negentig zijn er nauwe
lijks nog verschillen in vruchtbaarheid binnen
Nederland te vinden. Het gemiddelde huwelijk
krijgt nog maar 1,8 kind.
In het midden van de negentiende eeuw werd een
klein deel van de kinderen in Zeeland buiten echt
geboren, iets minder dan in Nederland als geheel
het geval was. Dat percentage daalde in de loop
der tijd sterk. De nieuwe demografische ontwik
kelingen vanaf het midden van de jaren 1960
ongehuwd samenwonen wordt populair - leiden
ertoe dat een steeds groter deel van de kinderen
Periode
Kans dat een kind
vóór het 15de jaar
sterft (in procenten)
Kans dat een vrouw
tussen haar 25ste
en 55ste sterft
(in procenten)
Gehuwde paren die
gaan scheiden per
10000 gehuwde
paren
Aantal kinderen per
huwelijkspaar
Percentage kinderen
dat niet in een
huwelijksrelatie is
geboren
Zeeland
Nederland
Zeeland
Nederland
Zeeland
Nederland
Zeeland
Nederland
Zeeland
Nederland
Rond
1850
44,3
36,2
39,9
35,2
1.3
1,2
4,9
4,8
4,2
4,7
Rond
1900
19,4
22,4
18,6
21,0
4,7
6,3
4,4
4,6
2,9
2,6
Rond
1930
6,7
7,6
12,6
14,0
5,3
17,3
2,5
3,2
1,5
1,8
Rond
1995
0,7
4,2
168,5
235,1
1,8
1,8
11,7
18,4
Enkele demografische kerncijfers voor Zeeland en Nederland, 1850-1995. Bronnen: F.W.A. van Poppel, Stad en platteland in demo
grafisch perspectief: de Nederlandse situatie in de periode 1850-1960. Voorburg 1984, p. 77 (Intern rapport; nr. 29); F. van Poppel
en E. Beekink. 'De "gezondheid" van Nederland. Sterftetrends en sterfteverschillen in de negentiende en twintigste eeuw', in: Erik
Beekink, Onno Boonstra, Theo Engelen 8t Flans Knippenberg (red.), Nederland in verandering. Maatschappelijke ontwikkelingen in
kaart gebracht 1800-2000. Amsterdam 2003, pp. 71-94. CBS, Statline (2004).
36
Opgroeien in Zeeland