j ^-lUiI.—Mil Wat voor gevolgen hebben de enorme veranderingen die na 1850 in de demografische situatie zijn opgetreden, voor de gezinssituatie van de kinde ren gehad? We presenteren daarvoor in figuur 5 t/m 8 gegevens over een aantal relevante relatie vormen en laten daarvan de ontwikkeling in de tijd zien door middel van een vergelijking van vijf verschillende geboortegeneraties: 1850-1899, 1900-1922, 1923-1939, 1940-1964 en 1965-1985. Figuur 7. Percentage kinderen dat met moeder en stiefvader leeft, naar leeftijd van het kind, per geboortegeneratie, Zeeland 1850- 1922 en Nederland 1923-85. Bron: hsn release esm Zeeland 03; nkps. Leeftijd Figuur 8. Percentage kinderen dat alleen met moeder leeft, naar leeftijd van het kind, per geboortegeneratie, Zeeland 1850-1922 en Nederland 1923-85. Bron: HSN release ESM Zeeland 03; NKPS. 1850-99 1900-22 1923-39 1940-64 1965-85 Figuur 5 geeft de veranderingen weer in de percenta ges kinderen die in een 'compleet' gezin opgroei den. Hier blijken zich inderdaad spectaculaire ontwikkelingen te hebben voorgedaan. In de oudste generatie groeit een veel kleiner percenta ge kinderen in een compleet gezin op dan in de generaties nadien. Van de in 1900-1922 geboren kinderen zal uiteindelijk op 1 5-jarige leeftijd bijna 80 procent nog met beide ouders leven, tegenover minder dan 70 procent in de generatie geboren tussen 1850 en 1900. De afname van de sterfterisico's na 1900 leidt ertoe dat het comple te gezin steeds meer de standaard wordt. Dat proces wordt echter in de meest recente generatie verstoord: met name als gevolg van echtscheidin gen leven steeds meer kinderen niet meer met hun beide biolo gische ouders. De overige leefsituaties betreffen steeds relatief kleine groepen kinderen. Figuur 6 geeft aan hoeveel kinderen met een vader en stiefmoeder opgroeiden. Bedenk wel dat in deze gezin nen behalve het kind zelf en de vader en stiefmoeder nog ande re mensen aanwezig konden zijn. Het is vooral in de oudste generatie dat vaders relatief vaak met een stiefmoeder de verantwoordelijkheid voor kin deren deelden. Na 1900 leefde nog maar nauwelijks één pro cent van de 15-jarigen met een combinatie van een vader en een stiefmoeder. Figuur 7 geeft de curves voor de omgekeerde situatie: een moe der met een stiefvader. Terwijl deze situatie in de negentiende eeuw maar bij ongeveer twee procent van de 15-jarigen voor kwam, is dat nu veel gebruikelij ker geworden. Dat komt omdat na een echtscheiding de kinde ren bijna altijd bij de moeder blijven wonen, ook als die is hertrouwd. Figuur 8 geeft de ontwikkeling weer van het percentage kinderen dat werd verzorgd door een alleen- Opgroeien in Zeeland 39

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2006 | | pagina 40