rlil'MRll Onderwijsniveau vader Gezinssituatie op O-jarige leeftijd Laag niveau Midden/hoog niveau 1923-64 1965-85 1923-64 1965-85 Met beide biologische ouders 98,9 98,8 96,0 97,6 Met vader en stiefmoeder 0,0 0,0 0,0 0,0 Met moeder en stiefvader 0,1 0,1 0,4 0,1 Alleen met moeder 0,3 0,5 2,0 1,3 Alleen met vader 0,1 0,0 0,0 0,0 Zonder eigen ouders 0,7 0,7 1,5 1,1 Totaal 100,1 100,1 99,9 100,1 Gezinssituatie op 15-jarige leeftijd Laag niveau Midden/hoog niveau 1923-64 1965-85 1923-1964 1965-85 Met beide biologische ouders 92,5 88,6 84,2 84,3 Met vader en stiefmoeder 0,7 0,3 0,9 0,9 Met moeder en stiefvader 0,7 2,1 2,3 3,9 Alleen met moeder 3,1 5,7 7,2 7,1 Alleen met vader 1,0 1,5 1,3 1,4 Zonder eigen ouders 2,0 1.8 4,0 2,4 Totaal 100,0 100,0 99,9 100,0 Figuur 10. De gezinssituatie van kinderen op 0-jarige en 15-jarig'e leeftijd naar onderwijsniveau van de vader en geboortegeneratie voor Nederland, 1923-1985. Bronnen: Dykstra, P. A., Kalmijn, M., Knijn, T. C. M., Komter, A. E., Liefbroer, A. C., en Mulder, C. H. (2005). Codebook of The Netherlands Kinship Panel Study, A multi-actor, multi- method panel study on solidarity in family relationships. Wave Inkps Working Paper No. 4. The Hague: Netherlands Interdisciplinary Demographic Institute. Door afronding sommeren sommige groe pen niet tot 100 pereent. nu alleen met de moeder, tegenover bijna acht procent in de generatie geboren in de jaren 1850-1900. Sociale verschillen Worden de beschreven patronen in iedere sociale klasse op dezelfde wijze teruggevonden? Om de sociale verschillen in de gezinssituatie van kinde ren te beschrijven maken we voor het hsn- bestand gebruik van informatie over de beroeps positie van de vader op het moment van geboor te van het kind. De grote verscheidenheid aan beroepen is daarbij in een aantal stappen terug gebracht tot drie sociale klassen. Allereerst werd aan de beroepen een specifieke code toegekend, de zogenaamde Hisco-code (Historical Internatio nal Standard Classification of Occupations). Vervolgens zijn deze beroepstitels samengevoegd in een twaalftal sociale klassen, volgens een schema dat als hisclass bekend staat en ontwor pen is door Van Leeuwen en Maas."' Gelet op de geringe aantallen waarmee we werken is het ech ter niet zinvol zoveel klassen te onderscheiden. We hebben daarom een aantal groepen samenge voegd die min of meer overeenkomstige levens omstandigheden kenden. Uiteindelijk onderschei den we drie klassen: de hogere en middenklasse, de boeren, en de arbeiders (in de landbouw en daarbuiten). Voor de moderne nkps-data zijn de beroepen niet meer onderverdeeld naar sociale klasse, maar op basis van het opleidingsniveau van de vader en hierin onderscheiden we slechts twee groepen: een midden/hoog en een laag onderwijsniveau. In figuur 9 is de ontwikkeling van de gezinssituatie weergegeven per sociale groep voor de periode 1850-1922, zowel voor de kinderen op O-jarige leeftijd als voor die op 15-jarige leeftijd. Kijken we allereerst naar het percentage kinderen dat in de alleroudste generatie in complete gezinnen opgroeit, dat is met beide biologische ouders. Op 15-jarige leeftijd blijken er met ongeveer 68 pro cent bij de arbeiders, ongeveer 73 procent bij de boeren en ongeveer 76 procent bij de midden- en hogere groepen, inderdaad flinke verschillen tussen de sociale groepen te bestaan. In de gene ratie 1900-1922 is er in elke sociale groep een sterke verandering in de richting van een hoger percentage complete gezinnen. Hierbij vindt ook een omkering plaats; het zijn nu juist de kinde ren uit een arbeidersmilieu die op 1 5-jarige leef tijd de grootste kans hebben om binnen een compleet gezin op te groeien. Een gezinssituatie waarbij een vader en een stief moeder aan het hoofd staan was in de generaties voor 1900 het meest gebruikelijk bij de boeren, na 1900 zijn er geen grote verschillen meer. Ook de omgekeerde situatie van hertrouwende moeders die samen met een stiefvader als ouder paar functioneerden wordt voor 1900 vaker aan getroffen. Bij boeren kwam ook dit soort situaties aanzienlijk frequenter voor dan bij de andere groepen, naar alle waarschijnlijkheid omdat boe rinnen problemen ondervonden wanneer zij in hun eentje het bedrijf poogden voort te zetten. Opgroeien in Zeeland 41

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2006 | | pagina 42