Figuur 2.
Percentage bruiden met beroepsvermelding bij huwelijk,
onderscheiden naar stad en platteland, 1816-1922. Bron:
Zeeuws Archief, Huwelijksakten Burgerlijke Stand.
1826 1846 1866 1886 1906
JAAR
35.000 dienstboden, 20.000 landarbeidsters en
tienduizenden andere werkende jonge vrouwen
ln figuur 2 is de beroepsdeelname van vrouwen
bij het huwelijk apart in beeld gebracht voor de
twee steden Middelburg en Vlissingen ('stad') en
de rest van Zeeland ('platteland'). Gedurende de
hele periode zijn er meer beroepsvermeldingen bij
vrouwen die op het platteland huwen dan bij
vrouwen die in de stad huwen. Waarom dit zo is,
is nog onduidelijk. Zijn de twee vrouwenberoe
pen in Zeeland bij uitstek, landarbeid en dienst
bode, vooral opties voor meisjes op het platte
land? Of is het wellicht zo dat ook huwelijks
akten nog een onderregistratie laten zien van
arbeid van jonge vrouwen die bij hun ouders in
bepaalde bedrijven werken, zoals winkels, en dat
er meer van zulke bedrijven zijn in de stad dan
op het platteland? Dit laatste is echter onwaar
schijnlijk. Het zeer grote aantal vrouwen met een
in de huwelijksakten vermeld beroep in de eerste
helft van de negentiende eeuw logenstraft een
massale onderregistratie. Er kan een zekere mate
van onderregistratie geweest zijn, maar van de
overgrote meerderheid van de vrouwen die werk
ten tot hun huwelijk weten we het beroep. De in
figuur 1 geconstateerde sterke afname van
beroepsvermeldingen vanaf 1870 vindt zowel in
de stad als op het platteland plaats. Landelijke
gegevens verschaffen eenzelfde trend in afne
mende arbeidsparticipatie, waar na de Tweede
Wereldoorlog deze weer sterk toeneemt. Wel is
het zo dat het percentage vrouwen met een
beroep in Zeeland in het begin van de periode
hoger ligt dan in de rest van het land, mogelijk
omdat de reële lonen er relatief laag waren zodat
meer vrouwen uit armoede werkten.'4
In welke beroepen werken vrouwen
De verschillende beroepen van de Zeeuwse vrou
wen in de periode 1816-1923 zijn ingedeeld in
134 verschillende nriniberoepsgroepen. Deze
miniberoepsgroepen zijn de kleinste eenheden
van een internationale indeling van alle bestaan
de werkzaamheden in het verleden, ln totaal
omvat deze zogenaamde Hisco-indeling 1 500 van
die groepjes.15 Hisco is de afkorting van de
Historical International Standard Classification of
Occupations en vormt de historische variant van
de isco, een internationale hedendaagse indeling,
in gebruik bij het CBS in Nederland en bij talloze
soortgelijke statistische instellingen over de hele
wereld. Ter vergelijking: Zeeuwse mannen werken
in 493 verschillende miniberoepsgroepen. Dit
grote verschil is niet typisch Zeeuws, maar geldt
ook voor Nederland als geheel."' De variatie in
het vrouwelijke geregistreerde werk is dus aan
zienlijk kleiner dan in het mannelijke. Men zou
kunnen tegenwerpen dat beroepsindelingen in
het algemeen en de gebruikte indeling in het bij
zonder erg veel waarde hechten aan relatief klei
ne verschillen tussen beroepsgroepen waarin veel
mannen werken, terwijl ze andere beroepsgroe
pen - waar veel vrouwen in werken - op een
grote hoop gooien.17 Bij het dienen en het wer
ken op het land - de twee meest voorkomende
geregistreerde vrouwenberoepen - lijkt dat even
wel niet het geval. Bij typische beroepen waar
binnen ook veel vrouwen werken, zoals winkeliers
en venters, is er inderdaad minder onderscheid
dan zou kunnen, maar dit heeft een vergelijk
baar effect op het aantal mannenberoepen. En
bij beroepen waarin vrouwen domineren - zoals
naaisters - wordt er in de indelingen wel een
relatief groot onderscheid gemaakt. Kortom,
de vrouwelijke wereld van het werk is wel
degelijk kleiner dan die van de man en dit is
geen kunstmatig gevolg van de gebruikte
indeling.
48
Werkende vrouwen