Verpleegsters in het zusterhuis van het ziekenhuis te Terneuzen, 1922. Coll. A.A. Bouwens. wat de 'uitstroom' is. De cellen op de diagonaal geven telkens weer in welke mate dochters het zelfde beroep als hun moeder uitoefenen. Het einde van de eerste regel laat bijvoorbeeld zien dat er in Zeeland in de periode 1816-1922 in totaal 850 moeders bij het huwelijk van hun dochter opgeven dagloonster te zijn. Van die 850 heeft ongeveer een derde (35,4 procent) een dochter die ook als dagloonster werkt (eerste kolom), en werkt ruim een derde van hun doch ters (40,5 procent) als dienstbode. De tabel demonstreert dat als de moeder een beroep uitoefent waarvoor doorgaans enig bezit vereist is, de kans dat haar dochter een beroep opgeeft bij huwelijk aanzienlijk geringer is dan als de moeder een beroep heeft waarvoor geen bezit nodig is. Men vergelijke bijvoorbeeld de aantallen dochters van moeders die winkelierster, hotel- of restauranthoudster of boerin zijn, met die waar van de moeder straatverkoopster, dienstbode, schoonmaakster, landarbeidster, naaister, arbeid ster of dagloonster is. Bij hun huwelijk zijn prak tisch alle dochters van als landarbeidster werken de moeders werkzaam, terwijl maar een derde van de dochters van als winkelierster werkende moeders werkt. Opnieuw lijkt hier sprake te zijn van een armoede-effect. Daarnaast zijn de beroe pen waarover tot nog toe in termen van bezit is gesproken, tevens beroepen waarbij binnen het eigen bedrijf emplooi is voor de dochters. Wel licht werkte een deel van de dochters mee in de winkels, restaurants en hotels van hun ouders zonder dat ze hun beroep opgaven aan de ambtenaar van de Burgerlijke Stand. De uitzon derlijke positie van de dochters van boeren meiden, die in 77 procent van de gevallen geen beroep opgeven, is daarmee echter niet te verklaren. Ook de kans dat een dochter bij haar huwelijk al het zelfde beroep als haar moeder heeft, is duidelijk klein bij beroepen die bezit veronderstellen: win kelierster (2%), hotel- of restauranthoudster (2%) of boerin 12°/o). De kans op overerving van beroep is erg groot bij de kleine groep van moe ders die als dienstbode werken (66%). Eveneens een grote kans op hetzelfde beroep van moeder en dochter bij het huwelijk van de dochter is er bij 'arme' beroepen zoals straatverkoopster (43%), landarbeidster (51%), arbeidster (39%) en dag loonster (35%). Uitzonderingen hierop vormen 52 Werkende vrouwen

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2006 | | pagina 53